Kom, Geest van leven,
ziel van ons bestaan, hart van het heelal.
Kom, licht van de toekomst, zicht op morgen, licht van vandaag,
toekomst op ons doen en laten.
Kom, Liefde voor alles en allen,
hoop van de kleinen, geloof in de minste.
Kom, machteloos-machtige, mosterdzaadje, graankorrel,
zuurdeeg van onze ommekeer ten goede.
Kom, stille roepkracht van vernieuwing en bevrijding,
dring door tot achter onze blanke huid, tot in ons hoofd en hart.
Kom, grondige genezer, geef ons nieuw terug aan onszelf en aan de anderen.
Doe ons elkaar zien met nieuwe ogen.
Kom, Geest van menswording, help ons recht te doen en vrede te zoeken
en laat ons niet los, houd ons vast ten einde.
Ten goede.
Amen.
anoniem gebed
‘Kom!’ is het woord bij uitstek om de Geest te aanroepen.
‘Kom’ is in de Bijbel en in de relatie tussen mensen altijd een liefdeswoord. ‘Kom tot mij, kom naar mij, kom met me mee, kom en zie, kom en blijf bij me…’ Laat dit ‘kom heilige Geest’ dan ook uit het diepste van je hart komen, laat het groeien zodat het je hele lichaam doorzindert nog vóór je de Geest noemt met de vele mooie namen die Hij krijgt in dit gebed.
Dit gebed kun je minstens drie keer bidden. Eerst gewoon, met de nadruk op ‘Kom’. Een tweede keer blijf je stilstaan bij de namen die de schrijver de Geest geeft en laat je die tot je doordringen. Een derde keer bid je het gebed voor een ander of anderen: wie uit je nabije omgeving of wie in de wereld hebben precies deze gave van de Geest nodig?
Laten we nooit vergeten dat we in ons vormsel déze Geest hebben mogen ontvangen!
Als je je vandaag realiseert wat Hij allemaal in je kan bewerken, hoe Hij je kan genezen van binnenuit – die grondige genezer -, je vernieuwen, niet zomaar voor jezelf, maar om de wereld gerechtigheid en vrede te geven, dan overvalt de verwondering je.
Niets is zo onvatbaar als de Geest – we hebben allen maar beelden om over Hem te spreken.
Maar Hij waait en zet alles in beweging, ook in je binnenste. Als het bladstil is, je je leeg en vermoeid voelt en er geen dynamiek lijkt te zijn in je leven, bid dan met aandrang om zijn komst. Jezus wou ons niet verweesd achterlaten, Hij beloofde de Geest. Toen Hij stierf aan het kruis en zijn laatste adem uitblies, was dat het eerste waaien van de Geest over de mensheid. De Geest wordt wel eens de kus van God aan de mensen genoemd.
Het beste gebed dat we kunnen richten tot de drie-ene God is het stilzwijgen.
‘Tibi silentium laus’: de stilte voor God is de beste lofzang. Wie zijn we dat we denken woorden te vinden om ons te richten tot een ondoorgrondelijk mysterie? Woorden hebben we niet. Maar we hebben wel gevoelens. Wanneer we naar God kijken – als door een kier van een deur – worden we meteen geslagen met verwondering. Hoe anders is God dan wij! Hij is niet voor te stellen. Daarom konden en mochten de joden van God geen beelden maken. Elk beeld van God is een aanslag op Gods diepste wezen. Zijn grootheid is niet uit te beelden. De beelden aan de tempelfaçades in de vallei van de Nijl, zijn immens groot, maar ze kijken met dode ogen over het zand van de woestijn. Naar nergens…
Als de God van Jezus zich dan toch enigszins wil tonen, doet Hij dat in het klein:
een kindje in de kribbe op het stro. Of Hij doet het heel anders dan een machtige grote god: genageld aan de schandpaal van een kruis. Of in de wind die waait en alles in beweging zet.
Pinksteren.
De Geest van God is als een geschenk verspreid over de apostelen. Hij maakt van deze bang geworden mannen, die zich verschansten achter hun muren, een talrijk volk, dat vrijmoedig spreekt en Gods wonderdaden bejubelt en bezingt.
Dit is dus de Kerk: een nieuwe mensheid, bezield door een tweede adem. Zij verkondigt aan de wereld, als onverhoopte overmaat, het goede nieuws van de vergiffenis van de zonden, “wat geen oog heeft gezien, geen oor heeft gehoord, wat niet in het hart van mensen was opgekomen”. Geen tijd meer nu om bang te zijn en in zichzelf besloten, maar een, tijd om de Geest alle grenzen te laten doorbreken en de hele mensheid te leiden waarheen, God beschikt.
Pinksteren is niet te scheiden van Pasen.
Eertijds het feest van de eerstelingen van de oogst, schenkt Pinksteren aan allen de volle rijkdom van Pasen, en deelt het de zegetekens uit die werden behaald in de beslissende slag. Niets is nog voltooid, maar alles is reeds gegeven met deze vrucht, die de bloesem van Pasen beloofde: de Geest van de Heer die het heelal en de aarde vervult en verzengt met zijn vuur.
Pinksteren is de zending van de Gave bij uitstek.
Pinksteren is de goddelijke overmaat, de uitgelaten gulheid van de Vader, zijn overrijkelijk leven, meegedeeld aan de mensen in een eeuwige omhelzing. Het is ook een profetie over de mens: “Gij zult zijn als goden”. De Geest schat de eigen gewichtigheid van dit aardse leven niet te min, doet niets af aan de ernst ervan. Integendeel, Hij versterkt het en verscherpt het. Hij voorzegt er de toekomst van: een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, de omvorming van alle dingen die de laatste bladzijde van de Apokalyps aankondigen, alles tenslotte wat God bereid heeft voor wie Hij bemint. Is de Geest hier op aarde niet het eeuwige leven dat al begonnen is? L uisteren wij naar het levende water dat murmelt in ons: ‘Kom naar de Vader!’ De wind steekt op, het leven dient gewaagd. Varen wij naar God, toe-komst van de mens.
Hans, pastor