Op de 2de donderdag na Pinksteren of op de 2de zondag na Pinksteren viert de kerk het feest van ‘Sacramentsdag’. De ouderen onder ons herinneren zich de processie met het Heilig Sacrament die rondging in dorpen en steden.
De eucharistie is een sacrament waarvan de betekenis zonneklaar zou moeten zijn. Om toegang te krijgen tot de diepte van dit mysterie moeten we uitgaan van wat we zien, om zo te komen tot wat we geloven en deel te hebben aan wat het is.
We zien menselijke werkelijkheden. Jezus gebruikt ze en deelt ze uit met ons eten en drinken te geven. We zien ook werkelijkheden uit de bijbel: het brood van de Uittocht, haastig gegeten, en de wijn, die het feestmaal van het Koninkrijk oproept. Zonder die dubbele beweging van doorgeven en in zich opnemen zou er geen verbond zijn tussen Christus en ons.
We geloven in het offer van Jezus. Hij heeft het op voorhand uitgebeeld tijdens het Laatste Avondmaal. Jezus, werkdadig Woord van God, geeft onder de tekens van eucharistisch brood en wijn zijn leven aan de mensen. Dankzij zijn Pasen ontvangen wij alle genade en goeds. Telkens christenen brood met elkaar delen aan tafel, zouden zij al moeten aanvoelen dat Christus zichzelf geeft. Op het altaar gebeurt dit voor goed.
De werkelijkheid van de eucharistie worden wij gewaar door de ervaring van een leven met Christus. Door de Verrezene krijgen wij meer kracht tot leven. Geroepen tot liefde voor iedereen, worden wij brood, Lichaam met Christus die leeft en aanwezig is in de zijnen, wij ervaren de eenheid van de twee geboden en de band tussen geloof en leven.
“Ik pak hem vast en laat hem niet meer los” (Handelingen 3, 4). Van de eerste tot de laatste communie is dit de kreet van ons verlangen. Wij zijn mensen onderweg, verbonden met het verleden, hunkerend naar de toekomst, waar we één zullen zijn met God.