Na het hoogtepunt van de verrijzeniszondag, valt de christelijke liturgie niet meteen op het gewone terug. Gedurende de vijftig dagen tussen Pasen en Pinksteren nodigt de Kerk ons uit op tocht te gaan door een soort hoogvlakte. Het wordt een vreedzame wandeltocht doordrongen van een vreugde die voortdurend opborrelt uit een zekerheid: de Heer is levend!
Het is noodzakelijk dat wij op stap gaan indien wij voortgang willen maken in het peilen van het ondoorgrondelijke mysterie dat ons als viering wordt aangeboden.
In deze vijftigdagentijd, meer nog dan in de veertigdagentijd, is de liturgie een soort catechese.
Zij zet ons uitvoerig de weg uiteen die de apostelen en de eerste leerlingen hebben afgelegd.
Eerst werden zij levensgezellen van Jezus. Nu erkennen zij zijn nieuwe, onzichtbare en geestelijke aanwezigheid in de gemeenschap van de gelovigen en in het hart van allen die de boodschap van de verkondiging aanvaarden. Zo leert de liturgie ons de Heer kennen naar de Geest en niet ‘op menselijke wijze’, ‘naar het vlees’.
De Paastijd beschrijft ons hoe de Kerk ontstond,
het doen en laten van de apostolische gemeenschappen, het eerste welslagen en de moeilijkheden van het zendingswerk, de ongehoorde wonderwerken die de Geest van de belofte overal bewerkte. Zo houdt de liturgie bij de christenen van vandaag de verhevenheid van hun roeping levendig.
In de lezing uit het evangelie van Johannes laat de liturgie de eigen woorden van Christus horen.
Hij bereidt zijn vrienden voor op de nieuwe situatie, die zij zullen moeten trotseren na zijn heengaan. De liturgie bevestigt aldus duidelijk dat de Kerk haar bestaan te danken heeft aan Hem die zij, als haar opdracht, verkondigt aan de wereld.
Dit jaar horen we ook uit zijn eerste brief. Zoals een kind, een oude man, of een verliefde, schrikt Johannes er niet voor terug in herhaling te vallen. Hij heeft tenslotte maar één ding te zeggen. Maar de werkelijkheid waarvan hij wil getuigen is onuitputtelijk. Daarom wordt hij niet moe ons in alle toonaarden te spreken over de God die liefde is, over het nieuwe gebod om elkaar te beminnen zoals Jezus beminde in daad en in waarheid.
Tenslotte heeft Johannes het ook over de vreugde die aan de gelovigen is toegezegd: een volmaakte vreugde die gelijk staat met het verankerd zijn in de liefde.
Hans, pastor
Je riep me.
Jij zag me al
als een mens naar jouw beeld en gelijkenis,
nog vóór ik werd geboren.
Maar ik was slechts ik,
een Congolese boer,
een kind uit Gaza,
een hardwerkende Vlaming,
heel gewoon.
En de feiten kwamen me tegen
in media en statistiek:
opwarmende aarde,
overstromingen in Zuid-Azië,
uitstervend leven,
honger in de Hoorn van Afrika,
terreur in de straten,
armoede in driekwart van de wereld.
Goede Vrijdag overal.
En ik ben slechts ik.
Ik had mijn hoop begraven.
Jij vond mij,
toen ik in de tuin was,
en tevergeefs Jou zocht bij de doden.
Je kwam tot mij in mensen,
jongeren met verbeelding,
boeren met in hun eeltige handen
hun eigen plannen,
hun gedachten vol hoop,
hun woorden vol uitnodiging,
hun visioen waarin men Jou herkent.
Zo heb je me opgetild, meegevoerd,
getoond dat de steen is weggerold.
Nu zijn we in beweging
en zien we, waar we ook kijken:
de wenkende vrijheid,
de haalbare toekomst,
het leven dat overwint.
Karel Malfliet in ‘Wereld over Hoop’, tekstenboekje van Spoor ZES, Broederlijk Delen 2021