Wonen is een kunst geworden. Kent God daar ook iets van? Waarschijnlijk wel, als je ziet hoe Hij de zwaluw haar nest laat bouwen, hoe hij de bijen en de mieren laat omspringen met ruimte. Dan zal Hij ook wel iets te vertellen hebben over de kunst van het menselijk wonen. Daarvoor zette Hij een meesterlijk scenario op. Hij weeft zijn bestaan naadloos aan het onze en aan die kleine, gewone mensen die niet aan onderdak geraken en aangewezen zijn op een stal van niemendal. Zo laat Hij ons zien waar het op aan komt. De kunst van het wonen zit van binnen. Zit hem niet in de kleurencombinatie of in de laatste nieuwe materialen. De kunst van het wonen zit hem in de ogen en in het hart. Daarmee bouw je een huis, een onderdak voor mekaar. Dat droomhuis van God heeft ook een maatschappelijke dimensie. God heeft de mens niet gemaakt om haveloos en dakloos door het leven te gaan. Geen mens is gemaakt om zonder vaste stek rond te dwalen in de naamloosheid van een stad. En geen kind mag geboren worden in een stal. Dat we van het wonen een cultuur hebben gemaakt is een fantastische vooruitgang, maar dat moet ons juist aanzetten om er alle mensen aan te laten deelnemen.