geïnspireerd op “Het dorp” van Wim Sonneveld
melodie: La montagne van Jean Ferrat
Thuis heb ik nog een ansichtkaart
waarop een kerk staat en een straat,
een chique avenue met statige huizen,
‘t gasthuis en mensen op de fiets.
Het zegt u hoogstwaarschijnlijk niets,
maar het is waar ik geboren ben.
De Victor Jacobslei,
ik weet nog hoe ze was
Mijn grootouders hebben er gewoond
in 51 en in zeven.
Zes kinderen brachten ze groot,
vier dochters en twee zonen.
Voor de kerk moest je enkele treden op.
Sint-Hubertus was onze patroon.
Het gasthuis lag op de andere ‘kop’.
In die straat staat Maria ook tentoon,
hoog tronend op een zuil en met een kroon.
Het gasthuis was ook aan haar gewijd.
Het was er goed wonen
op een avenue in het groen
dichtbij scholen en een drukke winkelstraat.
Veel huizen hadden een balkon.
Ze lagen niet ver van het station.
Op de hoeken Delhaize-Le Lion,
Van Brusselen en een apotheek.
Om de hoek Noppen en Dechièvre,
Swaelen en handwerkwinkels, maar geen discotheek.
Den Atlas, het Zonneke en Filiers en de coiffeur voor een friction.
Ik herinner me ook nog den Helios, Velghe en Cloots,
de Lombardo, Volders, Gijbels en Baes,
Coppé, Bossers, Jorens en Ponnet,
de poelier, viswinkels en de pelsenmaker,
de bakker bij de kerk,
de winkels in de zijstraten,
de tandarts, dokters en advocaten …
Mijn lijst is langer, maar ik zal het hierbij laten.
Vele winkels van voorbij,
hier en daar nog een die is gebleven,
veel van eigenaar veranderd of verdwenen,
soms slechts een naam en herinneringen …
De melkboer kwam zelfs aan huis,
in een kar getrokken door een paard.
Staf en Mit gingen van deur tot deur.
Ze waren in hunne volle fleur,
en ze leidden hun zoon op, den Domien.
Melk en brood kostten toen maar een centiem.
De drank werd geleverd door de brouwer
en kolen in een zak door een sjouwer.
Die tijd van toen,
hij is voorbij.
Dat is al wat er bleef voor mij:
wat foto’s en veel herinneringen.
En langs den avenue van mijn bomma
zag ik de kerk daar staan
Ik was een kind en wist niet beter
dan dat 't nooit voorbij zou gaan.
Rond 1900 gesticht door Theophiel Roucourt.
met een toren en een prachtige contour,
gebouwd steen voor steen,
vóór en in wereldoorlog één.
Een nieuwe kerk was toen broodnodig.
Intussen is ze overbodig.
Een gebouw met vele glasramen
van tekenaars en makers met bekende namen,
heiligenbeelden, klokken en altaren,
wel drie exemplaren,
een preekstoel en een geklasseerd orgel met pijpen.
Een kerk om in te verwijlen en te bekijken!
Niet minder dan Jan Devroey was de architect,
Wie herinnert zich niet stoeltjeszetster Leonore Van Loffelt
met haar zwarte schort? Zij telde secuur het geld.
Later was Jeanneke Embrechts de kosteres.
In Hubertus waren vrouwen ook bij de les!
9000 zielen telde toen die volksparochie.
Mijn bomma voelde zich er snel thuis,
al kwam ze van de boerenbuiten.
Mensen leefden eenvoudig toen,
maar gelukkig en tevree,
al was er ook wereldoorlog twee.
In die kerk zijn mijn ouders getrouwd,
mijn grootouders uitgeleide gedaan,
mijn tantes en nonkel zijn er ook getrouwd,
mijn nonkel Gaston was er proost van de kaa-es-aa.
In Sint-Hubertus droeg hij zijn eerste mis op, ja!
Mijn vader zong er in het kerkkoor bas
en stichtte er mee de KSA.
Mijn moeder hielp er in de boekerij, hoera!
In de familie stond bijna iedereen voor de klas.
Met vlag en wimpel trokken processies door de straten toen.
Als kind ging ik meekijken, een teken van respect en goed fatsoen…
Mijn tantes waren leidster in de Chiro.
Maria en Magda vormden een mooi duo.
Ze spraken over Deweerdt, Mouwen en Vandenven,
over Vanderborght, een mooie man die ik ook nog ken(de),
een echte gentleman.
Dat was allemaal heel echt,
het rijke roomse leven, net wat u zegt.
Die tijd van toen,
hij was heel anders.
En hij komt nooit meer terug.
Langs den avenue van m’n bomma
zag ik de kerk daar staan.
Ik was nog jong, maar wist niet beter
dan dat 't nooit voorbij zou gaan.
Frans Vetters was in mijn tijd nog pastoor,
zijn kozijn dirigent en orgelist.
Leflot, Van Geel, Stuer en Robijn,
vier onderpastoors op een rij.
Op hen volgden Stappaerts, Peirelinck, Blijweert
en nog veel meer,
wiens naam ik me niet zo goed rappeleer.
Van Nueten, Lardinois en Van Tichelen
sloten de rij, dat met ik u niet vertellen.
Van Nueten was ne coureur, dat weet ge wel.
Marie-Louise legde hem in de wat (ouate).
Zij zong sopraan in Kantiek, jawel.
Hij was 32 jaar pastoor en overtrof iedereen.
Zelden reed hij zijn banden plat.
Toen waren vele priesters
nog heel gewoon.
Ik was al wat ouder, maar wist niet beter
dan dat 't nooit voorbij zou gaan.
De kerk was opgetrokken in neogothiek.
In dit mooie kader volgde ik catechese
voor mijn plechtige communie.
Men sprak er Latijn tot aan het concilie.
Het Ave verum en Tantum Ergo kenden we rats van buiten.
En omdat ik hield van muziek,
werd ik lid van het koor Kantiek.
We zongen Driekoningen langs de straten,
repeteerden naast de kerk en vierden in ’t parochiehuis.
Nu en dan zongen we een concert.
Gust Teugels was er dirigent, altijd in zijn element.
Voorzitter was Louis Bruers en na hem René Declerck.
We brachten vreugde bij elk feest
en genoten zelf om ter meest.
Sint-Willibrordus lag over de steenweg.
De tram sneed de baan in tweeën.
Jules Van Brabant, Schoeters, Gommeren
en later ook nog De Bois
waren er pastoor-deken, allemaal al lang geleën.
Hun assistenten waren Karel Gijs en Van Puyvelde Louis.
Ook de leraars van ’t college lazen er de mis.
We lagen niet wakker van wat daar gebeurde.
D’aa kark was toen een andere wereld.
Die tijd van toen,
vol magie, verhalen en rituelen.
Hij was charmant en schoon,
maar er leefde ook veel angst en machtsvertoon.
En langs den avenue van m’n bomma
zag ik de kerk daar staan
Ik was nog steeds naïef en wist niet beter
dan dat 't nooit voorbij zou gaan.
Mijn zussen zijn in die kerk getrouwd.
Ook zij gingen elders wonen.
Ik bleef er nog wat hangen, net wat u zegt.
Tot ook mijn tijd van gaan was gekomen.
Toen mijn moeder gestorven was,
bleef mijn vader in de Cameliastraat wonen.
Mij bracht het toeval naar het Pulhóf,
in ’t groen, met brede straten, ook keitof.
Mijn bomma en tantes waren er voor mij al gaan wonen,
en zo werd ik het er hel snel gewoon, alras.
Ik ging soms nog terug
om mijn vader te bezoeken.
of naar een winkel te gaan.
En kwam er vaak nog mensen tegen
die vertelden over vroeger en nu.
Die tijd van toen,
Hij was zo anders.
Je dacht dat het zo moest,
maar nooit komt hij meer terug.
En langs den avenue van m’n bomma
zie ik de kerk daar staan.
Ik ben nu zelf oud en weet wel beter
dat alles voorbij zal gaan.
Intussen ben ik al een hele tijd op pensioen
en al vele jaren in Middelares actief,
maar ik denk soms nog aan die tijd van toen,
in Sint-Hubertus en in het koor Kantiek.
In 2018 werd Hubertus gefusioneerd.
mét … Willibrordus, dat lees je niet verkeerd.
De kerk zou veranderen in een archief,
dat leek zo definitief.
Maar die plannen vielen spijtig genoeg in duigen,
daar kan de kerkfabriek van getuigen.
In deze eeuw komt de totale ontgoocheling,
de volledige ontnuchtering.
Honderd jaar na het begin was de parochie op zijn retour.
Zeker draait zich in zijn graf om, Theophiel Roucourt.
En nu komt de tijd aangespoed
dat de kerk zal sluiten, voorgoed.
Het doek valt voor Sint-Hubertus.
Alles heeft zijn tijd.
De tijd van gaan is nu gekomen.
Al maakt het me wat melancholiek,
‘k heb geen heimwee naar die tijd van toen,
wel een ansichtkaart, veel foto’s en herinneringen.
Op 9/11 past vooral een woord van dank
voor zoveel jaren van ons leven.
Ik denk aan al die parochianen van toen,
velen al overleden.
In de stenen zit daar veel vreugde en verdriet,
de ‘beelden’ zijn in ons hart gegrift,
voor altijd en voor even.
Die tijd van toen,
hij was niet beter
en hij komt zeker nooit meer terug.
En als ik nu nog langs den avenue van m’n bomma
zal gaan, dan zie ik de kerk daar staan
en ik weet dat alles is voorbijgegaan.
Mia Verbanck (in Sint-Hubertus van 1951 tot 1990)
printvriendelijke pdf van deze tekst
pdf van de bladzijde in het parochieblad