“Warme Elooi” verwijst naar de feestdag van Sint-Elooi (of Eligius) op de zondag na 24 juni. Het is een zomerse tegenhanger van “koude Elooi”, die op 1 december valt.
Sint-Elooi was een goudsmid, bisschop en later heilige uit de 7e eeuw, bekend om zijn vakmanschap, eerlijkheid en inzet voor armen en slaven. Hij werd de patroonheilige van onder andere smeden, elektriciens, metaalbewerkers, paardenhandelaren en boeren. In Vlaanderen is hij bijzonder populair, mede omdat zijn bisdom zich ooit uitstrekte over grote delen van Oost- en West-Vlaanderen.
Na zijn dood in 660 werd Sint-Elooi begraven in Noyon (Frankrijk), waar hij bisschop was. Maar zijn invloed reikte veel verder—vooral naar Vlaanderen. Dat komt doordat zijn bisdom zich in de 7e eeuw uitstrekte tot in onze contreien: van Noyon tot aan de Noordzee, inclusief steden als Doornik, Kortrijk, Gent en Brugge. Daardoor raakte zijn naam stevig verankerd in de Vlaamse volksdevotie.
De link met “warme Elooi” komt voort uit de overbrenging van zijn relieken. Die vond plaats rond 24 juni, wat later aanleiding gaf tot een tweede feestdag naast zijn sterfdag op 1 december (“koude Elooi”). De zomerse variant werd vooral populair in landbouwgemeenschappen, waar het weer gunstiger was voor processies, zegening van dieren en dorpsfeesten.
Kortom zijn relieken reisden noordwaarts, zijn invloed groeide, en Vlaanderen kreeg er een warme feestdag bij.
Patroonheilige van de garagehouders
Sint-Elooi is patroonheilige van garagehouders omdat hij traditioneel wordt geassocieerd met ambachten waarbij metaalbewerking en techniek centraal staan. Oorspronkelijk was hij een goudsmid en later ook hoefsmid, wat hem tot patroon maakte van smeden, metaalbewerkers en iedereen die met gereedschap en mechaniek werkt.
Garagehouders - zeker in de vroege 20e eeuw - waren vaak ook mekaniekers, lassers en metaalbewerkers, en dus een soort moderne erfgenamen van het ambacht van de smid. De link is dus logisch: wie met ijzer, vuur en techniek werkt, valt onder de beschermende vleugels van Sint-Elooi.
En geef toe: een heilige met een hamer in de ene hand en een paardenvoet in de andere? Dat klinkt als iemand die ook een versnellingsbak uit elkaar durft halen
De Kroon op de hamer
De kroon op de hamer verwijst naar een beroemd moment uit het leven van Sint-Elooi. Hij was niet alleen een uitzonderlijk vakman, maar ook buitengewoon eerlijk. Toen koning Chlotharius II hem vroeg een gouden troon te maken, gebruikte Elooi slechts een deel van het goud en gaf de rest netjes terug. De koning was zo onder de indruk van zijn integriteit dat hij hem tot muntmeester en hofadviseur benoemde.
De kroon symboliseert dus zijn band met het koningshuis en zijn rol aan het hof, terwijl het aambeeld zijn ambachtelijke roots als goud- en hoefsmid vertegenwoordigt. Samen tonen ze hoe vakmanschap, eerlijkheid en nederigheid hem tot heilige én invloedrijk man maakten.
De paardenvoet in de hand
Iedereen kent de volgende legende uit de middeleeuwse overlevering. Er kwam eens een boer naar Sint-Elooi met een kreupel paard. Elooi bekeek het dier aandachtig, nam toen zonder aarzelen een bijl, hakte het been van het paard af, verwijderde de hoefijzer, repareerde het been, en... zette het er weer aan alsof het niets was. Het paard stond op, liep vrolijk weg, en iedereen stond met open mond te kijken.
De legende van de wandelstok van Sint-Elooi
Maar ken je ook deze legende? Op een dag trok Sint-Elooi al wandelend door het land, leunend op zijn houten stok. Toen hij een greppel wilde oversteken, kraakte het hout gevaarlijk. Om zijn stok te versterken, ging hij op zoek naar een smid die er een ijzeren band rond kon slaan.
Hij vond een smederij en vroeg de smid vriendelijk om hulp. Maar de man keek hem nors aan en snauwde: “Voor zulk niemendalletje heb ik geen tijd.” Teleurgesteld draaide Elooi zich om, maar buiten ontmoette hij een stokoude vrouw. Ze waarschuwde hem: “Die smid is een trotse brompot. Als je iets van hem gedaan wilt krijgen, noem hem dan ‘Baas boven baas.’”
Elooi keerde terug, begroette de smid met de gevraagde titel, en meteen veranderde diens houding: hij wilde de stok maar al te graag herstellen. Voor hij vertrok, riep Elooi de oude vrouw naar binnen, hief haar boven het smeulende smidsvuur... en toen hij haar weer neerzette, stond daar een stralend jonge vrouw.
De smid kon zijn ogen niet geloven. Thuis had hij een vrouw die hij nauwelijks nog aankeek. Aangestoken door wat hij zojuist had gezien, sleurde hij haar naar de smidse en probeerde hetzelfde kunstje. Maar in plaats van een wonder vatte haar kleding vlam. Ze schreeuwde van pijn en één kant van haar lichaam raakte zwaar verbrand.
In paniek rende de smid naar buiten en zag nog net het hoofd van Elooi boven het korenveld uitsteken. Hij riep hem terug, smeekte om hulp. Elooi keerde terug en genas de vrouw genadig, maar toen de smid vroeg om haar ook jong en mooi te maken, schudde hij langzaam het hoofd. Dat was niet de les die hij had willen meegeven..