Deze tekst is een groeitekst – Suggesties zijn welkom bij de bisschoppelijk gedelegeerden – Deze tekst wordt gepubliceerd op de website van het Vicariaat Onderwijs van elk Vlaams bisdom – Begin oktober wordt de tekst in aangepaste versie (op grond van feedback) gepubliceerd op deze websites
Wat heeft de Kerk te maken met onderwijs? Zijn dat geen twee gescheiden werelden geworden? Heeft de Kerk een toegevoegde waarde te bieden aan het gebeuren op school en in onderwijs? Kortom: wat heeft ze er (nog) te zoeken? In deze bijdrage beogen we beknopt aan te tonen dat de Kerk een fundamentele dimensie is van het katholiek onderwijs in Vlaanderen en Nederlandstalig Brussel. Dat doen we door te focussen op de organisatorische bronnen van katholiek onderwijs, de geestelijke bron, de cultuur van dialoog en tot slot de dialoog in de structuren. Afronden doen we met te wijzen op de eigen roeping van de Kerk. Daarmee richten we ons in deze tekst veeleer op de bijdrage van de kerk aan onderwijs dan op het omgekeerde.
Oorsprong
Katholieke scholen erkennen hun oorsprong voornamelijk in het initiatief van een parochie, een bisdom of een religieuze congregatie/orde. Dus vanuit christelijke geloofsgemeenschappen die de vorming van kinderen en jongeren wilden organiseren, ook in hun groei als christen. Ze wilden daarom voorzien in instellingen waar leerlingen onderricht zouden ontvangen opdat ze zouden uitgroeien tot jongvolwassenen die degelijk opgeleid, zelfstandig en geïnspireerd aan de slag konden gaan op de arbeidsmarkt en in de samenleving. En nog steeds!
Wanneer vandaag Katholiek Onderwijs Vlaanderen, als opvolger van het in 1957 opgerichte Nationaal Secretariaat van het Katholiek Onderwijs (NSKO) en het in 1993 daarvan afgesplitste Vlaams Secretariaat van het Katholiek Onderwijs (VSKO), zichzelf een leden- en netwerkorganisatie noemt, dan is het op grond van de oorsprong van de scholen helder dat het netwerk er reeds was vooraleer de organisatie bestond. Anders gezegd: het kerkelijk netwerk was de humus voor het onderwijsnetwerk. Nog anders gezegd: geen netwerkorganisatie zonder de Kerk van de afgelopen eeuwen.[1]
De Kerk van toen heeft zich verder ontwikkeld in een veranderende context, waarbij tussen Kerk en context de draad al een hele poos niet meer exclusief is noch overal stevig. Toch worden veel scholen gedragen door de band met bisdom, parochie, congregatie of orde, alvast door de christelijke spiritualiteit. De secularisering heeft niettemin gemaakt dat er tussen de twee elementen van de term ‘katholieke school’ wat meer afstand is gekomen, waardoor ‘katholiek’ in plaats van als eerste woord nu meer wordt benadrukt als adjectief. Maar is dat in se niet de geëigende plaats die ‘katholiek’ toekomt in het onderwijs? Onderwijs draait immers rond vorming. Die vorming is gedragen door de katholieke traditie. Dat was zo bij de oorsprong en dat is vandaag zo. Alleen dient het meer en meer te worden verantwoord, niet het minst omdat “wat vandaag ter discussie staat niet alleen de mogelijkheid is en de zinvolheid van godsdienst en godsgeloof, maar de identiteit zelf van het christelijk geloof”, zoals kardinaal De Kesel reeds drie decennia geleden schreef.[2]
De Kerk waarvan sprake is de gemeenschap van gelovigen, een christelijke beweging die traditie is geworden en niet gedacht kan worden zonder het instituut van de rooms-katholieke Kerk. De Kerk waarover we hier spreken is als dusdanig draagster, behoedster én deel (zie de geloofsbelijdenis) van christelijk geloof en katholieke traditie. En daardoor ook steeds meer dan enkel haar zichtbare gestalte wegens haar fundamentele component van mysterie. Wat/Wie zich katholiek noemt, kan hier in wezen niet los van gedacht worden – integendeel.
Geest
De katholieke traditie woont niet louter in het verleden, het is een levende traditie. Ze leeft dus ook vandaag en is voortdurend in ontwikkeling, in steeds wisselende contexten. Centraal staat de christelijke inspiratie, gefundeerd op de boodschap van en over Jezus Christus. Het is in zijn geest dat allen die zich katholiek noemen willen leven. Dat geldt evenzeer voor alles wat zich katholiek noemt, zoals het katholiek onderwijs en katholieke scholen. De Blijde Boodschap – het evangelie – geldt als inspiratiebron, kompas en toetssteen.
De vorming die in het katholiek onderwijs centraal staat is doordrenkt van een specifiek pedagogisch project dat de geest van de Blijde Boodschap in zich draagt. Dat christelijk pedagogisch project krijgt gestalte in leerplannen en begeleiding, maar het diepst van al in de manier waarop de christelijke mensvisie concreet gestalte krijgt in het onderwijsgebeuren van leraar en leerling, in het bijzonder in de zorg voor kinderen, jongeren en degenen onder hen die meer aandacht behoeven.
Ook in de leiding van de school wordt verondersteld dat de geest van de katholieke traditie er mag waaien. De directeur kan daarbij de rol van spilfiguur vervullen: wat zij/hij belangrijk vindt, vindt ook het team belangrijk. En ook het schoolbestuur wordt verondersteld in haar beleid ruimte te geven aan de Geest, die kan inspireren, stimuleren en corrigeren. Hoe omgaan met leerlingen wier ouders in armoede leven, met onbetaalde facturen? Welk personeelsbeleid voeren? Enzovoort. De geest waarbinnen een school werkt, kent geen domeinen waar die niet mag waaien.
Naast het feit dat de geest van de katholieke traditie gekoppeld wordt aan concrete onderwijs- en schoolfacetten, wordt die geest soms uitdrukkelijk gethematiseerd. We denken daarbij in het bijzonder aan de pastorale werking binnen de school. Of aan de band met de parochie, waar een basisschool bijvoorbeeld partner kan zijn in de voorbereiding van Eerste Communie en Vormsel.
Binnen Katholiek Onderwijs Vlaanderen wordt gewerkt met pastorale jaarthema’s, die Vlaanderenbreed in de bisdommen worden uitgerold ter ondersteuning en inspiratie van hoe men er op school mee aan de slag gaat. Identiteitsbegeleiders spelen daarbij een belangrijke rol. Ook het blad Leeftocht, inmiddels bezig aan zijn 35ste jaargang, dat het jaarthema maandelijks een ander gelaat geeft via gebed en bezinning.
De grootste kracht van onderwijs zijn mensen en hun getuigenis. Op dat vlak mogen er terecht verwachtingen zijn naar wie werkzaam is binnen het katholiek onderwijs, maar ook voor wie actief is binnen de Kerk. Een kwarteeuw na de zogeheten ‘Opdrachtsverklaring’ van het VSKO ondertekenden zowel kardinaal Jozef De Kesel namens de Vlaamse bisschoppen als directeur-generaal Lieven Boeve van Katholiek Onderwijs Vlaanderen op een ledencongres samen met honderden schoolbestuurders de ‘Engagementsverklaring’ voor al wie werkzaam is binnen een katholieke school. Die verklaring stelt met betrekking tot de Kerk dat zij “verwacht dat een katholieke dialoogschool in een sterk veranderde context op authentieke wijze getuigenis weet af te leggen van de christelijke boodschap”, maar er staat ook: “Op haar beurt verwacht een katholieke dialoogschool dat de Kerk zich blijvend in de dialoog met de school engageert en ook vandaag jongeren en jongvolwassenen weet te inspireren”.[3]
In dit kader verdienen degenen een bijzondere vermelding die de lestijden godsdienst geven in het basisonderwijs en het vak in het secundair onderwijs, zowel in het katholieke net als in de andere netten. Elk van die leraren heeft niet alleen talenten en competenties, maar behoort ook tot de kerkgemeenschap en mede op grond daarvan krijgt zij/hij van de bisschop het mandaat en de zending om namens de Kerk rooms-katholieke godsdienst te onderrichten. Daarbij speelt hun authentiek getuigenis uiteraard een belangrijke versterkende rol.
Traditie en het getuigenis daarvan zijn niet enkel voorbehouden voor degenen die godsdienst geven noch louter gebonden aan woord en onderricht. Ook bezinning en stilte, kunst en verbeeldingskracht vragen een plaats evenals de combinatie van dat alles in gebedsmomenten en vieringen die op school of in het kerkgebouw kunnen plaatsvinden. Misschien is er op school zelf een kapel of een stille ruimte, met naast het christelijk karakter een zekere plaats voor andere levensbeschouwingen?
Een van de eigenschappen van de geest is dat er ontelbaar verschillende vertolkingen van zijn, ook op school. ‘God op school’ is zodoende geen monolithische zaak of iets dat overal op dezelfde wijze gestalte zou moeten/kunnen krijgen.
Cultuur van dialoog
Het is niet omdat de tijd voorbij is van onderwijs ‘enkel voor katholieken, enkel door katholieken’, dat de katholieke traditie geen rol meer te spelen heeft. Zowel vooraan in de klas als op de schoolbanken gaat het over mensen met een verschillende achtergrond, ook op levensbeschouwelijk vlak. Dat is een rijkdom. En die nodigt uit tot gesprek. Precies de kwaliteit van die dialoog behoort tot de kern van de onderwijs- en schoolcultuur. De stem van eenieder mag daar klinken zoals die is, waarbij ook de stem van katholieken en van de katholieke traditie mag klinken. Die laatste krijgt uit principe (getuige de voormelde geest en het pedagogisch project) zelfs een stem als er geen katholiek in de klas te bekennen is.
Sinds het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) is in de Kerk de poort naar positieve dialoog tussen levensbeschouwingen opengezet.[4] Dat proces is sindsdien alleen maar versterkt. Paus Franciscus spreekt van ‘een grammatica van de dialoog’ en beklemtoont de grote waarde van dialoog in heel zijn discours, in het bijzonder ten aanzien van jongeren en van andere godsdiensten.[5]
Zoals de Blijde Boodschap grotendeels bestaat uit dialogen van Jezus, zo heeft de katholieke traditie zich sindsdien alleen maar kunnen uitbouwen en ontwikkelen via dialoog, al was dat eeuwenlang tot aan het concilie vanuit een maatschappelijk dominante positie. Meer dan ooit is er vandaag nood aan dialoog, met respect voor elkaar, wie welke positie ook inneemt.
In Katholiek Onderwijs Vlaanderen staat het project van de katholieke dialoogschool centraal als integrale kadervisie.[6] Daarmee stelt men heel duidelijk voorop dat ‘het katholieke’ niet apart staat van al het andere in onderwijs en op school, maar verweven is met alles. Anders gesteld: tot de onderwijs- en schoolcultuur behoort wezenlijk het perspectief van de katholieke traditie. Niet als saus bovenop alles of als garnituur naast al het andere op het bord, maar als gist in de deeg.[7] Toch, hoezeer gist een onzichtbare kracht is van het deeg, het project van de katholieke dialoogschool dient gestalte te krijgen in het concrete leven van onderwijs, op maat van elke school en situatie.[8] Naast het vak rooms-katholieke godsdienst en de schoolpastoraal gaat het daarbij over een visie en manier van werken op tal van concrete onderwijs- en schooleigen domeinen.
In 2017 schreven de Vlaamse bisschoppen een verklaring over Het vak rooms-katholieke godsdienst op het kruispunt van samenleving, onderwijs & kerkgemeenschap.[9] Reeds in die titel zit de dialoog vervat. En het geactualiseerde leerplan rooms-katholieke godsdienst voor het secundair onderwijs van 2019 draait zowel inhoudelijk als methodologisch rond de dialoog tussen context, katholieke traditie en de identiteit van de leerling.[10] In een multiculturele maatschappij is degelijk levensbeschouwelijk onderricht noodzakelijk, in dialoog met elkaar: gelovigen, anders-gelovigen, ampergelovigen en niet-gelovigen. Het digitale ondersteuningsplatform THOMAS (www.godsdienstonderwijs.be), dat deels draait op middelen van de bisschoppenconferentie, biedt daartoe veel concrete informatie en impulsen, met zomaar eventjes meer dan 20.000 mensen op het werkveld die (gratis) geabonneerd zijn op de maandelijkse nieuwsbrief!
Tot slot van dit luik een opmerking van belang: ook al is er grotere nood aan verantwoording in tijden van zowel groeiend onbegrip ten aanzien van het christelijk godsgeloof als van dunner wordende draden tussen de Kerk enerzijds en onderwijs en samenleving anderzijds, sinds een decennium is er maatschappijbreed veel aversie en onbehagen ten aanzien van de Kerk omwille van alle schandalen van pedofilie, gepleegd door geestelijken, ook in het onderwijs. Hoe kan dergelijke Kerk, ondanks haar Blijde Boodschap, idealen en al de rijke kanten van haar traditie, een gezagvolle en betrouwbare partner zijn in de dialoog nu haar authenticiteit zo schrijnend werd geschonden in eigen schoot? Er is de afgelopen tien jaar reeds veel uitgelegd moeten worden, waarbij vertegenwoordigers van de Kerk nederig vergeving vroegen, slachtoffers van misbruik beluisterd hebben en – breder – sindsdien met vragende ogen beroep blijven doen op het onderscheidingsvermogen van mensen: de Kerk is veel meer dan de zonden van haar zonen.
Naast de verantwoording is dus het element van geloofwaardigheid gekomen. Op dat laatste vlak heeft de Kerk de afgelopen jaren in Vlaanderen stap voor stap geprobeerd haar verloren authenticiteit te herstellen. Niet om terug te keren naar de positie van weleer, wel om zich vanuit het evangelie en al het goede van het verleden zo geloofwaardig mogelijk – waardig aan het geloof – in te zetten vanuit verschillende perspectieven om mensen te ondersteunen en te bemoedigen. De figuur en boodschap van paus Franciscus helpen daarbij, evenals structuren die overeind zijn blijven staan, zij het gehavend. Blijft staan dat de ruimte voor de Kerk in het onderwijs in grote mate afhankelijk is geworden van het beleid en de goodwill van onderwijsmensen. De Kerk is moet haar vertrouwen vandaag verdienen en is bereid daarvoor alle inspanningen te doen, in een cultuur van dialoog, vanuit haar eigen spirituele bronnen, vanuit haar kracht, als het ware in een geest van ‘herbeginnen bij Jezus Christus’.[11]
Over structuren en besturen
Met instemming van de bisschoppen is bij de overgang in 2015 van VSKO naar Katholiek Onderwijs Vlaanderen, deze organisatie ontwikkeld tot een ledenorganisatie: het zijn vooreerst de schoolbesturen die samen de organisatie vormen, zij het niet zonder de Kerk. De Raad van Bestuur van Katholiek Onderwijs Vlaanderen bestaat grotendeels uit schoolbesturen en telt ook de bisschop-referent voor onderwijs en de vijf bisschoppelijk gedelegeerden in haar kring (waardoor elk Vlaams bisdom is vertegenwoordigd).
De leden van Katholiek Onderwijs Vlaanderen – de schoolbesturen – bepalen het beleid van hun school, ook op het vlak van identiteit. De Gids voor besturen spreekt over een “geïntegreerd identiteitsbeleid” waarbij “alle beleidsdomeinen identiteitsgevoelig zijn”.[12] Dat sluit aan bij de integrale kadervisie, waar we het eerder over hadden.
De band met de oorsprong kan samen met de eigen bijdrage van de Kerk vanuit haar traditie, geest en stem in de dialoog enkel gegarandeerd worden in de mate dat zowel elke katholieke school als Katholiek Onderwijs Vlaanderen de ruimte voor de christelijke inspiratie en de Kerk vanuit het beleid structureel verankert in de eigen werking. Identiteit en kerkverbondenheid zijn inderdaad geen vrijblijvende zaken.
Vanuit de Kerk is elke bisschop verantwoordelijk voor het katholiek onderwijs in zijn bisdom (canonieke bevoegdheid) en heeft daartoe een bisschoppelijk gedelegeerde aangeduid om hem daarin bij te staan. Die gedelegeerde leidt het vicariaat Onderwijs van het bisdom, dat in zijn werking sterk verweven is met Katholiek Onderwijs Vlaanderen (vandaar de naam ‘vicariale diensten’ in het organogram van Katholiek Onderwijs Vlaanderen, al vallen die niet samen met het vicariaat als dusdanig).[13] Voorts zit zij/hij de Diocesane Plannings- en Coördinatiecommissie (DPCC) voor, waar samen met diverse geledingen (ouders, personeel, schoolbesturen, bisdom) beslissingen worden genomen omtrent vestigingsplaatsen van scholen en over het inrichten of afstoten van studierichtingen. Eigenlijk is de DPCC het ene structurele luik van wat de ‘familieraad’ van het katholiek onderwijs kan worden genoemd. Ook het andere luik zit de bisschoppelijk gedelegeerde voor: het Comité Besturen (COBES), waar verkozen schoolbestuurders van de regio, die samenvalt met de grens van elk bisdom, maandelijks samenkomen. COBES geldt als forum of platform waar informatie doorstroomt van schoolbesturen naar de diverse gremia van Katholiek Onderwijs Vlaanderen waarin leden van COBES zetelen, en vice versa. Het COBES is tevens een reflectiekamer, waar fundamentele thema’s, bekommernissen en actualiteit besproken worden.
Vele katholieke scholen zijn van oudsher gehuisvest in gebouwen die toebehoren aan kerkelijke instanties: bisdommen, parochies en religieuze congregaties/ordes. De scholen kunnen via erfpachten of huurovereenkomsten gebruik maken van die infrastructuur en dat tegen doorgaans heel voordelige voorwaarden. Soms is de jaarlijkse erfpachtcijns laag of stort de kerkelijke eigenaar die gedeeltelijk of zelfs volledig terug, afhankelijk van de overeenkomst die daarover gesloten is.
Bovenal: de gedeelde roeping tot dienstbaarheid
Het draait in de Kerk niet rond de Kerk, maar rond dienstbaarheid in de geest van Jezus Christus. Centraal in die dienstbaarheid staat niet onderwijs of onderwijsinstelling, niet eender welk bestuur of eender welke structuur: het gaat om de leerling. De Kerk ziet precies hier haar roeping: vanuit een integrale mensvisie leerlingen waar mogelijk in ontmoeting brengen met Jezus Christus om hen vanuit de kracht van die ontmoeting te versterken in hun groei. Dat ‘in ontmoeting brengen’ is een zaak van woorden en daden, waarbij authenticiteit van belang is: zeggen wat je doet, doen wat je zegt, én durven aangeven van waaruit je alles zegt en doet. Zo wordt de dienstbaarheid verruimd en geduid door het aspect van verkondiging.
Katholiek Onderwijs Vlaanderen en bisschoppen, schoolbestuurders en bisschoppelijk gedelegeerden, pedagogisch begeleiders, godsdienstinspecteurs-begeleiders en leraren: allen delen vanuit ieders perspectief de roeping van dienstbaarheid naar leerlingen toe. Geen macht, maar kracht. Vereende krachten! Tous ensemble, volgens de “grammatica van de dialoog”, trouw aan de eigen identiteit, met de zegen van God vooral:
De bijdrage die het katholicisme kan leveren aan de opvoeding en de interculturele dialoog ligt in de terugkoppeling naar de gezamenlijk gedragen centrale klemtoon op de mens als persoon, die zijn/haar steentje bijdraagt in de relaties met anderen. Katholieke scholen erkennen in Jezus de hoeksteen van hun antropologisch en pedagogisch paradigma; zij moeten de ‘grammatica van de dialoog’ in de praktijk brengen, niet als een technisch hulpmiddel, maar als een fundamentele manier om zich tot anderen te verhouden. Katholieke scholen moeten over hun eigen identiteit nadenken omdat wat ze kunnen geven op de eerste plaats datgene is wat ze zelf zijn.[14]
Francis Loyens
Jürgen Mettepenningen
An Quaghebeur
Lieve Van Daele
Dirk Van Rossem,
Bisschoppelijk gedelegeerden Onderwijs
[1] We ontlenen deze gedachte aan een gesprek met mgr. Johan Bonny, bisschop-referent voor het Nederlandstalig katholiek onderwijs. De geschiedenis van het katholiek onderwijs onderbouwt deze gedachte volledig, cf. Jan De Maeyer & Paul Wynants (red.), Katholiek onderwijs in België: Identiteit in evolutie, 19de-21ste eeuw, Antwerpen: Halewijn – Averbode: Averbode, 2016.
[2] Jef De Kesel, Hoe is Uw naam, waar zijt Gij te vinden? Over de verantwoording van het christelijk geloof, Tielt: Lannoo, 1988, p. 69.
[4] Zie Nostra Aetate – Verklaring over de houding van de Kerk ten opzichte van de niet-christelijke godsdiensten, in Constituties en decreten van het Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie, Leusden: Stichting Ark, 1986, p. 243-248.
[5] Zie Christus leeft – Christus vivit, postsynodale apostolische exhortatie over jongeren, 25 maart 2019, Brussel: Licap, 2019 en Menselijke broederlijkheid: Voor wereldvrede en samenlevenn samen met grootimam Ahmad al-Tayyeb, 4 februari 2019, Brussel: Licap, 2019. Over Franciscus en dialoog, zie het vierde hoofdstuk van Jürgen Mettepenningen, Franciscus: Zien, oordelen en handelen in een wereld die op hol slaat, Kalmthout: Polis, 2019, p. 137-163.
[6] Zie Lieven Boeve, Een integrale kadervisie, in Didier Pollefeyt, Jan Bouwens & Paul Vereecke, Katholieke dialoogschool: Wissel op de toekomst, Antwerpen: Halewijn, 2016, p 147-163. Op 3 maart 2016 keurde de Raad van Bestuur van Katholiek Onderwijs Vlaanderen de visietekst goed – de tekst staat in Katholieke dialoogschool: Eigentijds tegendraads, Antwerpen: Halewijn, 2016, p. 15. Vermeldenswaard is hier dat in de Opdrachten voor het katholiek basisonderwijs in Vlaanderen van 2013 (Brussel: DOKO) de eerste van vijf opdrachten precies identiteit is (overigens gelden deze opdrachten en het gros van wat er over wordt gezegd in dit boekje in wezen tevens voor het secundair onderwijs).
[7] Cf. Jürgen Mettepenningen, De smaak van Gods tederheid: Pastorale werking in de katholieke dialoogschool, in Lieven Boeve, Jürgen Mettepenningen en Didier Pollefeyt (red.), Liefde in tijden van katholieke dialoogschool, Antwerpen: Halewijn, 2017, p. 59-73.
[8] Cf. Fons Uytterhoeven, Een uitdagend woord: Inspiratie in het dagelijks leven op school, Antwerpen: Halewijn, 2016. We verwijzen ook naar de eindverhandeling van Bert Raman, Waar is God op school? Schoolpastoraal van concept naar praktijk in de katholieke dialoogschool: Pastoraal handelen en good practices in secundaire scholen in West-Vlaanderen, masterverhandeling KU Leuven, juni 2020.
[9] Vlaamse bisschoppen en Erkende Instantie, Hert vak r.-k. godsdienst op het kruispunt van samenleving, onderwijs & kerkgemeenschap, Brussel: Licap, 21 september 2017.
[10] Leerplan rooms-katholieke godsdienst voor het secundair onderwijs – geactualiseerde versie, Antwerpen: Halewijn, 14 januari 2019.
[11] Daarmee verwijzen we naar de titel van een boek van bisschop Johan Bonny, Herbeginnen bij Jezus Christus, Antwerpen: Halewijn, 2019.
[12] Katholiek Onderwijs Vlaanderen, Gids voor BESTUREN: Leidraad voor bestuurders van het katholiek onderwijs, Brussel: DOKO, 2019, p. 78.