Op 19 september jl. vond het derde ledencongres van Katholiek Onderwijs Vlaanderen plaats in Gent. Ook onze bisschop mgr. Lode
Van Hecke kreeg er het woord. Een boeiend en inspirerend getuigenis dat men hier nog eens kan nalezen.
Vooraf
Ik ben een monnik-bisschop. Met uitzondering van de vorming die ik gegeven heb binnen of buiten mijn abdij, heb ik geen ervaring als lesgever in een school. Trappisten hebben geen scholen, alleen brouwerijen… Je kunt niet alles hebben
Wie zou ik dus zijn om u, onderwijsmensen en onderwijsbetrokkenen, de les te komen lezen. Uw vragen zijn trouwens ook de mijne, zeker als het gaat over geloof, kerk of levensbeschouwing. Het is een bekende uitspraak (ook paus Franciscus gebruikt ze): “We leven niet in een tijdperk van veranderingen, maar in een verandering van tijdperk.” En dat zien we overal vandaag. De school is daar een spiegel van.
Ik zal – misschien wat schools? – heel kort negen puntjes behandelen.
1. Waar vind je de ‘geest’ van een school? En wat is dat? ‘Geest’ is uit zichzelf moeilijk te definiëren of vast te leggen. De geest van een school vind je dus in wat verder gaat dan het officiële leerprogramma. Een leraar wiskunde geeft nooit alleen maar wiskunde. Hij geeft ook zijn persoon. Voor de ‘geest’ is zijn manier van zijn bepalend: positief of negatief. Op die manier bevordert hij niet alleen de kennis van zijn vak, maar ook het latere leven van de leerling. Wie zijn we als we lesgeven of meewerken in een katholieke school?
2. Klassiek denken we onmiddellijk aan het vak godsdienst. Ik verkies vandaag uitdrukkelijk te onderlijnen (zonder blind te zijn voor de problemen) dat ik in de contacten die ik heb met onderwijsmensen in mijn bisdom, onder de indruk ben van de inspanning die directies en leerkrachten doen om het beste door te geven van wat ons mens- zijn en ook christen-zijn betreft. Ik hoor bijvoorbeeld het getuigenis van leerkrachten die mij zeggen dat ze niets liever doen dan godsdienstles geven, en daar zelfs andere materie voor opgegeven hebben, ook al hebben ze er een diploma voor. Ik bracht alle studenten godsdienst van ons bisdom op een zaterdagmiddag samen (zij die geïnteresseerd waren… ze waren met 55) om hen te ondersteunen en te zeggen dat ze mee de kerk vormen. Ik doe dat dit jaar opnieuw. Ze hebben dat geweldig gewaardeerd.
Didier Pollefeyt stuurde mij het nieuwe programma op voor het godsdienstonderwijs in de middelbare scholen en daar zit toch echt veel interessant en onmiddellijk bruikbaar materiaal in voor de leerkrachten en de leerlingen. Ik kan mij voorstellen dat het wel wat tijd vraagt voor dat gemeengoed wordt. Maar het aanbod is er en kan eigenlijk iedereen interesseren.
3. Waar zit de christelijke – katholieke – geest in de school als die ruimer moet te vinden zijn dan in de expliciete godsdienstles? Ik stel vast dat sommige scholen echt investeren in de ‘geestkwaliteit’, door de aanwezigheid – de simpele aanwezigheid – van leerkrachten te bevorderen, bijvoorbeeld tijdens de speeltijd en de middagpauze. Ook door activiteiten buiten de klassieke lesuren. Pastoraal op school is niet alleen een zaak van activiteiten, het wil ook een manier van zijn bevorderen.
4. In Orval heb ik leerlingen begeleid die deelnamen aan wat in Wallonië genoemd wordt “parallelle retraites”. Je kiest een formule uit. Ik begeleidde – ook Vlaamse – leerlingen die voor drie dagen kwamen en die een speciaal programma volgden. Dat was doorgaans een positieve ervaring. Ze leren dan iets kennen dat hen vreemd is, maar ze staan er voor open. Onder meer vanuit die ervaring heb ik OJP (Orval Jeunes en Prière) gelanceerd. De inspiratie is gekomen toen ik gastenpater was. Een leraar zei me: wat doet een leraar als hij jaren later een oud-leerling ontmoet? Spreken over de school natuurlijk. En als ik dan vraag aan die leerling: wat is er jou het meest bijgebleven, dan hoor ik vaak: het mooiste van die zes jaar was die retraite van drie dagen in Orval. Dus in zekere zin een extrascolaire activiteit.
Dat toont weer dat we iets anders doorgeven dan we dachten te doen. De betekenis van onze wiskundeleraar is misschien niet in de eerste plaats dat hij wiskunde gaf. Ook niet alleen de woorden die hij sprak ter gelegenheid van een evenement waar iedereen over spreekt. Hoeveel leerkrachten hebben de laatste tijd niet iets gezegd over Oekraïne, of over de bedreiging van de wereldvrede, of de klimaatproblematiek, om maar te zwijgen van de betekenis en de uitdaging die uitging van covid in de coronaperiode? En terecht. Maar de ware betekenis van onze wiskundeleraar is zijn persoon, wie hij is als vakleraar natuurlijk met al zijn passie, maar nog meer en daar doorheen wie hij is als mens. Als voldoende leerkrachten eenzelfde liefst positieve, zingevende boodschap geven en daardoor hun mens-zijn communiceren, dan heb je daar eigenlijk de ‘geest’ van de school.
5. Blijft de vraag: waar zit dat katholieke nu in? Ik vermoed dat positief zijn in het programma staat van alle scholen, in alle onderwijskoepels? Wel, dan heb ik het over de spirituele bron. Voor ons is dat ons geloof. En dan stelt zich voor iedereen die betrokken is bij de katholieke school, ongeacht zijn of haar levensovertuiging, de vraag: wat (beter: wie) is die bron? Leef ik vanuit een spirituele bron? En, zo ja, hoe voed ik ze voor mezelf? Wat kan ik doen om die bron te ontdekken, te verdiepen? Dit is nog belangrijker dan de zogenaamde christelijke waarden, waar we het vroeger zoveel over hadden en waarvan we nu vaststellen dat ze behoren tot de algemene cultuur (zin voor rechtvaardigheid, goedheid etc.)
6. Nog een opmerking: een school kan niet alles doen en is in feite vrij onmachtig als er geen leefwereld is buiten de school waarin het geleerde gezien en vooral beleefd wordt. Stel u voor dat iemand mechanica leert, maar nooit buiten de school daar iets kan mee doen, hoe lang zal hij/zij gemotiveerd blijven om mechanica te blijven leren? Als je leert over de Bijbel en over christelijk geloof, maar daarbuiten geen mensen of een gemeenschap ontmoet die van die Bijbel leven, die geïnspireerd worden door parabels in hun sociaal engagement en in het leven van iedere dag, die samenkomen om te bidden en eucharistie te vieren… Waarover gaat het dan als we het hebben over geloof?
We mogen de school niet losmaken van het ruimer kerkelijk leven. Het is trouwens voor die kerkgemeenschap even vitaal dat er op school op een ernstige manier gesproken wordt over het geloof en dat er aan iedereen kennis en ook beleving meegegeven wordt. En door hun levensgetuigenis – misschien zonder er expliciet over te spreken – zijn sommige leraars heel belangrijk, soms zelfs bepalend voor het verdere leven van de jongere. Dit aspect kwam duidelijk tot uitdrukking in de synthesenota van onze ‘diocesane werkgroep synodaal proces’ die we net voor de grote vakantie op onze website publiceerden. Om meerdere redenen is de band tussen kerk en onderwijs niet langer vanzelfsprekend. Toch bleven onze gesprekspartners uit het onderwijsveld dromen dat de kerk een verbindende rol kan spelen. We kunnen geloofsbeleving en kennis erover niet zomaar opsplitsen. We zouden dan de geloofsbeleving overlaten aan wat buiten de school gebeurt en de kennis ervan beschouwen als exclusieve taak van de school. Als christen hebben we nood aan persoonlijke permanente vorming, ook buiten de school. En binnen de school moet er beleving zijn, als we het leven – het echte leven – willen doorgeven.
7. Ik zei al dat de zogenaamde christelijke waarden niet meer het eerste vertrekpunt vormen. Maar misschien moet ik er toch één noemen, gegeven de evolutie in onze maatschappij die steeds maar harder wordt. Zou het niet zijn dat er in het christendom een specifieke boodschap van vergeving is? “Steeds vergeven”… wie vraagt dat? Jezus. Wie kan dat? Niemand! Tenzij je daar een speciale kracht toe krijgt. Die kracht is de Geest. De heilige Geest.
8. Hiermee komen we op het punt van dialoog met anderen (niet-gelovigen of andersgelovigen). Er is geen dialoog tussen mensen die geen eigen identiteit hebben. Je dialogeert niet met iemand die “niets” is, noch mossel noch vis. Dialoog veronderstelt dus niet dat ik mijn eigen identiteit onder de stolp zet. Integendeel. En ik ben ervan overtuigd dat we als katholiek – als gelovige – echt wel iets te bieden hebben aan onze maatschappij vandaag. Het verregaande pessimisme – en zelfs een steeds maar ruimere wanhoop – heeft ook (en vooral!) te maken met het ontbreken van een spirituele bron. Die bron hebben we. God geeft kracht. De Bijbel is geschreven voor mensen als wij: mensen wiens toekomst bedreigd is en bij wie het verleden grotendeels uit handen geslagen is (in de exodus, in de ballingschap, op het kruis). Waarop – op wie – steun je dan nog? De Bijbel zegt: “God is mijn rots”. En Jezus vraagt dat we zouden bouwen op de rots (en niet op zand). We brengen hoop en die hoop is vandaag levensnoodzakelijk. Van dat geloof getuigen christenen. Die hoop willen ze doorgeven in deze onzekere tijden.
9. Dat betekent niet dat christenen het monopolie hebben op gelukkig-zijn, laat staan dat ze per definitie beter zouden zijn. We leven in een plurale samenleving (en ik vind dat positief). En als de school een spiegel is van de samenleving, dan ook van haar pluraliteit. Dat die pluraliteit geen bedreiging vormt, maar wel een kans is, heeft Katholiek Onderwijs Vlaanderen al langer begrepen met haar dialoogmodel. Nogal evident voor mij dat religieuze symbolen getoond mogen worden op school, dat mensen zichzelf mogen zijn, en dat er ruimte is om ook een andere godsdienst te beleven. En liever nog – zou ik zeggen – om interlevensbeschouwelijk van elkaar te leren. Natuurlijk, zal dat allemaal wel zijn organisatorische en pedagogische moeilijkheden hebben.
Maar kijk, nu gaat de monnik zwijgen vooraleer hij toch de les begint te lezen!