Op het feest van halfoogst zingen we over Maria. Er bestaan vele en mooie liederen over Maria, sommige heel gevoelig en andere heel bijbels getrouw. Ook heel wat beroemde componisten hebben Maria vereerd met talrijke cantates en Ave Maria’s.
Maar in de liturgie op 15 augustus horen wij in het evangelie een lied dat Maria zelf zingt, het Magnificat. Het is één groot danklied, een loflied op wat God voor zijn volk doet. Het is geen intieme ontboezeming van Maria. Het bezingt de geschiedenis van een volk, zijn hopen en verwachten, zijn verlangen naar gerechtigheid. Die hoop gaat nu in vervulling. Waar mensen zolang naar uitgekeken hebben, dat gaat nu in vervulling. Al het lijden en het vragen van mensen, het is niet voor niets geweest. Gedaan met al die lange doffe ellende. De wanorde van het onrecht houdt hier op. De profeten krijgen eindelijk hun gelijk. De vernederde mens wordt in de hoogte gestoken en de trotse wordt vernederd. God vergeet zijn volk niet!
Daarover zingt Maria. Ze vindt de tekst van dat lied ook niet zomaar zelf uit. Zij (of de evangelist voor haar) stelt het samen vanuit de mooiste teksten in de oude boeken van het joodse geloof, dat ook Maria’s geloof is: de psalmen, maar vooral ook verzen vanuit het boek Samuël. Daar vindt ze de woorden waarin ze haar geloof en vreugde wil uitzingen. Het zijn de woorden van een vrouw, Hanna, die geen kinderen kon krijgen en van wie het gebed door God toch verhoord wordt. Waarop Hanna uitzingt: “Ik ben blij dat de Heer mij bijstaat, Hij breekt de kracht van de sterken en richt de armen en sukkelaars op.”
Maria neemt die woorden over en zingt er haar eigen lied mee. Ze zingt het niet voor zichzelf alleen, ze zingt het met en voor heel het gelovige volk van Israël. Het klinkt zelfs over alle grenzen heen, het wil alle mensen bereiken die er voor open staan: “Alle geslachten zullen mij voortaan gelukkig prijzen.” Het is een lied bedoeld voor alle generaties van mensen, een soort van ‘bijbelse internationale’. Alle mensen die ooit en waar ook ter wereld christen zullen zijn, mogen het breeduit meezingen.
Dat is ook de betekenis van het feest dat we vierden. Iedere mens die deze woorden zingt, iedere mens die vanuit deze woorden leeft, mag zich thuis weten bij God. God houdt van dit soort muziek. Zijn hart gaat open voor elk lied over een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, zoals Hij die heeft bedoeld. Zijn hart gaat open voor Maria; zij is heel welkom bij Hem. De hemel is haar eigenlijke thuis, haar woonplaats voorgoed. Maar het is ook onze thuis, de plaats waar wij verwacht worden. Met Maria’s lied op de lippen mag dat ons geloof, onze hoop zijn.
(jh)