Geschiedenis van de Grote Kapel
De ‘Grote Kapel’, op de oude processieweg, aan het kruispunt van de O.-L.-Vrouwstraat, Galgstraat en Beukenbosstraat, heeft al een bewogen geschiedenis achter de rug. Al in de 15de eeuw hing op deze plaats een boomkapelletje aan een lindeboom. Dit leiden we af door een plaatsnaam gebruikt in een schepenakte uit 1448: ‘aen onser Vrouwen lindeken’. Vóór de aanleg van de Alsembergsteenweg in 1740 lag hier trouwens de oude weg richting Brussel. Deze weg liep langs het Hof van Hongarije en verder voorbij de kerk richting Nijvel. Logisch, omdat Alsemberg pal tussen Brussel en Nijvel ligt, twee oude steden in het Hertogdom Brabant. Een deeltje is trouwens nog steeds gekend als de ‘Oude Nijvelse baan’. De plaats van de kapel is ook niet toevallig: op een hoog punt, vroeger te midden van de velden, en op een 10-tal meters van de galg. Hier werden de misdadigers uit de Meierij van Rode terechtgesteld. Langs de weg bood het een geschikt afschrikkingsmiddel.
In 1643 beschreef Lucas van Lathem de jaarlijkse bedevaart op 15 augustus van het O.-L.-V.-Broederschap van de beenhouwers uit Brussel. Dit broederschap presenteerde elk jaar onder de lindeboom de nieuwe mantel die ze voor het miraculeus beeld hadden meegebracht. De pastoor en de parochianen droegen het O.-L.Vrouwbeeld uit de kerk mee tot daar in processie, waar ze aan de lindeboon de pelgrims hartelijk verwelkomden. Het was een gebruikt dat de Brusselse pelgrims het aangeklede beeld, samen met de parochianen terugdroegen naar de kerk . Na de plechtige mis was het kermis en genoot iedereen van wijn of bier, meestal op rekening van de parochie!
Waarschijnlijk stond er omstreeks 1850 al een kleine bakstenen kapel, we weten echter niet hoe ze uitzag. In de nacht van 29 op 30 mei 1875 werd deze kapel door 7 jonge ‘geuzen’ uit Brussel ernstig beschadigd. Zij waren naar Alsemberg afgezakt na de Sacramentsprocessie te Brussel. Zoals we kunnen lezen in de briefwisseling en krantenartikels over dit incident, gingen zij met voorbedachte rade te werk. Zij hadden op voorhand per brief een avondmaal besteld in de herberg van weduwe Paesmans in het dorp van Alsemberg. Op de terugweg naar Brussel vernielden ze meerdere kapellen. In de katholieke pers werden de daders steevast als ‘geuzen’ betiteld, maar in feite ging het hoogst waarschijnlijk om enkele studenten van de ULB.
Het jaar daarop liet pastoor Pieter Jozef Mariën (1861-1884) de vernielde kapel met veel ijver heropbouwen. De kapel werd volledig nieuw gebouw opgetrokken en heeft tot op vandaag zijn uitzicht grotendeels bewaard.
De betreedbare kapel in neogotische stijl met spitsboog, is gemetst met Boomse baksteen en sluitstenen van witte zandsteen. Onder de nok van het dak is een gotische nis voorzien voor een beeld. Vroeger stond hierin een beeld van de H. Familie of de H. Jozef. Aan de binnenkant van de kapel stond er vroeger een steen met daarop de volgende inscriptie: ‘Door de geuzen vernietigd in 1875. Hersteld in 1876 P.J. Mariën, Pastoor’. De kapel werd afgesloten met een sierlijke ijzeren poort, die echter in de jaren ’50 verdween. Later, onder pastoor van Woensel, werd in de kapel een natuurstenen altaar geplaatst. Ook werden er tegen de voorgevel twee bakstenen bloembakken gemetst. Deze latere elementen doen echter afbreuk aan het architecturale geheel en werden bij de restauratie van 2016 dan ook verwijderd.
Reacties
Om reacties te zien en te reageren op dit artikel moet je je eerst even aanmelden via het menu bovenaan. Tot gauw.