Het einde van het jaar nadert snel, toch dat van het kerkelijk jaar. Zondag 26 november 2017 vieren we Christus Koning. Daarna begint met de Advent een nieuw kerkelijk jaar. Bij het slot van een kerkelijk jaar hoort een fors slotakkoord. En dat brengt de liturgie ons met dat majestueuze evangelie over ‘het laatste oordeel’. De tekst van dit evangelie vind je bijvoorbeeld in de bijbelrubriek op de voorlaatste bladzijde van Kerk&leven .
Wat een beeldenrijkdom! Heel de mensheid wordt voor Gods aanschijn gebracht. Wat mag ons hierbij opvallen? Zo is er de mens – of hij nu ‘schaap’ of ‘bok’ is, dat speelt nu even geen rol – die verbaasd vraagt: “Heer, wanneer zag ik u ziek en heb wél voor u gezorgd? Of wanneer zag ik u in de gevangenis en heb u niét bezocht?” Die verbazing over wat ik ja dan neen gedaan heb. Ik vermoed dat de meesten van ons zich daarin wel kunnen herkennen. Een mens leeft zijn leven, zet zich in voor een levensproject - zijn gezin, zijn werk, een engagement -, maar dat gebeurt niet altijd voor de volle honderd procent. De ene keer gaan we voluit, zien we het zitten. De andere keer aarzelen we, deinzen we terug, dwalen we af. Een mens is nooit ten volle ‘ja’ of ‘neen’. We gaan onze weg, en soms is dat met dichte ogen. Maar net zo neemt God ons ernstig. Met ons goed, met ons kwaad. Met onze sterkte, met onze zwakheid. Zo staan wij als mensen voor Hem en zegt Hij: “Toen was jij een mens naar mijn hart.” Of: “Toen was je dat niet…” Hij is een God voor wie we tellen.
Wat eveneens opvalt, is wat de Koning zegt: “Al wat je gedaan hebt voor één van deze minsten, heb je voor mij gedaan”. Daarin klinkt mee: wat jij als mens doet, hoe je leeft, doet er effectief toe, dat maakt mee het verschil uit. Maar ook klinkt daarin ondubbelzinnig de keuze van het evangelie door: Hij is een God van armen en ontrechten, van zieken en zwakken, van mensen die aan de kant geschoven worden.
Zo komt de mens, in alles wat hij geweest is of niet, op de ‘laatste dag’ voor God te staan. Hoe moeten wij die laatste dag begrijpen? Is dat een welbepaald moment in ons leven, bijvoorbeeld op het ogenblik van onze dood? Dat lijkt me te pover. God heeft ons verbonden met heel ons leven, vanaf de eerste dag van onze geboorte tot de laatste. Heel dat leven neemt Hij ernstig, elke dag spreekt Hij ons aan op de mens die we zijn of kunnen zijn. In de keuzes die we dagdagelijks maken, in wat wij doen of niet, werken wij mee aan Gods schepping. En vermits God liefde is, mogen we geloven dat Hij ons trekt om te delen in zijn liefde.
Dat Hij er alles aan doet om ons bij zich te hebben, ons te kunnen bekleden met het volle menszijn dat Hij voor ons wil. Zo is die ‘laatste dag’ meer een moment van vreugde dan van angst en afrekening. Zo is dat ‘laatste oordeel’ meer een permanente uitnodiging om de weg te gaan die God welgevallig is.
In een slotakkoord komen alle tonen virtuoos samen. Dissonanten versmelten tot consonanten. Wat wringt en vals klinkt, lost op in een grandioze finale. Iets dergelijks moet dat laatste samenzijn in God verbeelden.
(Jos Houthuys)