Geen samenleving die zo waakzaam is als de onze, zo lijkt het wel. Overal staan alarmen, hangen camera’s, regelen lichten en sensoren het verkeer. Er kan dus niets of niet veel verkeerd gaan. De werkelijkheid is anders. Dan rijdt er toch weer iemand als spookrijder de verkeerde richting van de autostrade op. Of negeert een bestuurder het rode licht en veroorzaakt dood en ravage. Of horen we over een alleenstaande die pas na dagen of weken dood in zijn huis ontdekt wordt. We kunnen dus niet waakzaam genoeg zijn, waakzaam voor ons en andermans heil en welzijn.
Waakzaamheid gericht op God
Ook het evangelie van de eerste adventszondag (Marcus 13, 33-37) neemt die houding van waakzaamheid ernstig. Het keert als een refrein terug: wees op uw hoede, wees waakzaam. Maar het gaat er toch over een andere vorm van waakzaamheid. Het is er niet een van flitsende lichten en doordringende alarmtonen. Het is wel een waakzaamheid die ons gericht doet staan op God. Het is de houding van de gelovige mens die, te midden van alles wat ons bedreigt, openheid op God wil behouden, vanuit het vertrouwen dat Hij het goede met ons voorheeft. Dat is niet altijd gemakkelijk, want er is veel dat ons deze dagen de moed ontneemt: pandemie, gebrek aan sociale contacten, werk- en inkomensonzekerheid…
Waar is God, durft dan zelfs de meest gelovige mens wel eens te denken? In alles wat ons overkomt, dreigen we Hem het eerst van al te laten schieten. Maar dat is wel de ergste duisternis waarin een mens kan komen. Dat hij God niet meer ziet. Blijf daarom waakzaam, zegt het evangelie, om te midden van alles te blijven zien waar Hij voor ons zijn tekenen van licht laat branden. Die tekenen zijn er, het komt er op aan ze te herkennen. Mensen slaan telkens op onvermoede manieren de handen in elkaar om licht en menselijkheid te brengen. Er zijn vele vormen van hulp en solidariteit waarbij mensen onberekend en vanuit het hart wat licht doen schijnen voor wie ziek, alleen of zonder uitzicht is. Als gelovige mensen mogen we daarin God zelf zien die onder ons wil komen.
Zorg voor elkaar
Het is als met een man die op reis is en aan zijn dienaars het beheer van zijn huis heeft overgedragen. Zo heeft God ons de zorg voor elkaar in handen gegeven, erop vertrouwend dat wij die zorg voor elkaar ter harte nemen. Met geloof in onze eigen mogelijkheden, en daarin Gods Geest zelf werkzaam aanwezig wetend, lukken we erin om de donkerte door te komen. De adventstijd maakt ons daar opnieuw gevoelig voor. Steek zondag maar eens zelf bij je thuis de eerste kaars aan, tot met Kerstmis de kring van vier rond is. Zo mag jouw en ons aller verwachting groeien.
(jh)