We staan aan het begin van de veertigdagentijd. Die kennen we vanouds als een tijd van versoberen. Maar versoberen zegt ons, mensen die alles hebben wat ze willen hebben, niet zoveel. Tenzij het om onze gezondheid gaat. Dan diëten we er op los.
Versoberen kunnen we ook op andere manieren: versoberen in ons praten, in ons jagen en druk doen. Zo was er die monnik die zijn leerling een wijze les geeft en die een kopje thee dat al lang vol is, blijft volschenken. Wel, zo is het vaak ook met ons. We zijn zo bezig met van alles en nog wat, dat er op de duur geen plaats meer is voor wat wezenlijk is, geen plaats voor God en voor wat Hij voor ons wil. De tas loopt over, we lopen onszelf voorbij. De veertigdagentijd wil ons daar opnieuw bewust van maken. Daarvoor mogen we kijken naar Jezus. Hij gaat ons voor op de weg naar het opnieuw herboren worden als mens die innerlijk vrij is, de weg van Pasen.
Die weg brengt hem in de liturgie van de eerste vastenzondag in de woestijn (Lucas 4,1-13). In de Bijbel heeft de woestijn een heel specifieke betekenis. De woestijn is er een leerplaats. Het is de plaats waar het leven geleerd moet worden. Dat wisten de Israëlieten al, toen ze veertig jaar doorheen de woestijn trokken vooraleer het Beloofde Land te bereiken. Veertig jaar om Gods wil te leren kennen. Veertig jaar om de zuivere bronnen te vinden met het water dat alle dorst lest. Veertig jaar, dat is een heel stuk mensenleven.
Veertig dagen verbleef Jezus in de woestijn. Veertig dagen om zuiver zicht op zijn zending te krijgen. Veertig jaar of veertig dagen, telkens duidt het op wat een mens een leven lang te doen staat. Elke dag is een dag om te leren en te groeien. Zolang, een heel leven, heeft een mens nodig om te leren wat het betekent dat je kind van God bent, zuster en broeder van je medemens. Op die levenslange tocht wordt een mens blootgesteld aan heel wat bekoringen die hem van de weg af trachten te helpen.
Maar eigenlijk moeten we telkens kiezen voor de weg die innerlijk vrijmaakt. Voor Jezus is dat de weg van God. Welke die weg is, zingen we in een lied: “Een mens te zijn op aarde in deze wereldtijd, dat is de Geest aanvaarden die naar het leven leidt.” De Geest aanvaarden van God die het leven wil voor elke mens. Dat is geen weg van heersen en onderdrukken, maar van dienstbaarheid en de mensen niet verlaten. Mochten we Jezus volgen op die weg. Ja, mocht onze wereld die weg weer beter herkennen. Dat het ons mag bevrijden van wat mensen schaadt en doodt. Dat het Pasen mag worden.
Jos Houthuys