Ons samenzijn in de zondagsliturgie beginnen we altijd ‘in de naam van de Vader, de Zoon en heilige Geest’. We spreken diezelfde woorden ook uit bij de zegen en de zending op het einde. We zeggen ze bij het doopsel van een kind, bij het groeten van het lichaam van een overledene, of bij een stil gebed in een kerk of een andere gewijde ruimte. Het zijn geen woorden die we zelf uitvinden, ze zijn ons aangereikt door zovele generaties van mensen voor ons, die geloven in de naam van Jezus. Het zijn woorden die hun oorsprong vinden in Jezus zelf, in wie hij was en wat hij deed.
We hebben dan ook niet graag dat die woorden misbruikt worden. Dat is wat we zondag in het evangelie vernemen (Marcus 9,38-43.45.47-48). De leerlingen van Jezus klagen een man aan die in hun ogen de naam en het gezag van Jezus misbruikt. “Hij drijft demonen uit, maar hij behoort niet bij ons,” zeggen ze. Maar ze krijgen geen gelijk van Jezus. Hij geeft die man integendeel alle krediet. Als die dat doet vanuit een oprechte ingesteldheid, volledig in de geest van Jezus die zelf ten strijde trekt tegen het kwade, waarom het hem dan beletten? Alles wat mensen kan helpen om weer thuis te komen bij zichzelf of bij de anderen, is ‘in de naam van God’. God die immers niets anders dan het goede voor ons wil. Zelf verwijst Jezus altijd naar zijn Vader als hij iemand geneest of vrij van zonden maakt. “Niet ik ben het die dat doet, maar de Vader in de hemel is het die werkt in mij,” klinkt het in het Johannesevangelie.
Niemand van ons kunnen we een soort exclusief recht op de naam van God doen gelden. Wie Gods liefde doorgeeft, handelt in zijn naam. Daar kan geen mens een grens aan stellen. God geeft alle ruimte om zijn liefde waar te maken en ervan te delen. Als ik bid en zeg: “In de naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest”, dan maak ik mezelf ondergeschikt aan God. Dan gaat het niet meer om mijn eigen belang of om wat ik wil of belangrijk vind, maar om wat God wil. En dat is altijd de voorrang aan de liefde.
Spreken en handelen “in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest” is dus niet vrijblijvend. Het is leven vanuit een zending, een zending van Godswege. Leven “in de naam van” is leven zoals God zich dat voor mensen droomt. Zoals we dat bidden in het Onzevader: “Uw naam worde geheiligd, uw wil geschiede”. Laten we maar voorrang geven aan wat God voor ons wil, en dat is niets anders dan dat aan ieder recht wordt gedaan. In de naam van de Vader, de Zoon en heilige Geest.
Jos Houthuys