We staan met het feest van de Heilige Familie dat we zondag vieren als het ware nog rond het kind in de kerststal. Bij het wonder van een geboorte wil je even blijven stilstaan. Maar de liturgie gunt ons die tijd niet. Zondag al is dit kind plots een twaalfjarige. In de joodse samenleving is dit de leeftijd waarop een jongetje tot de wereld van de volwassenen toetreedt. In de evangelies is het de enige herinnering aan de puberende Jezus. En zoals het eigen aan puberen is, een van schrijnend onbegrip tussen hem en zijn ouders. Een beetje in tegenstelling met de vrome beelden van de Heilige Familie. Historisch weten we zo goed als niets over de wederwaardigheden van de familie van Jezus. Maar het is wel de plek waar hij opgroeide, zoals elke mens die plek nodig heeft. En waarvan het evangelie van zondag (Lucas 2,41-52) wel mooi besluit: met de jaren nam Jezus toe in wijsheid en kwam steeds meer in de gunst bij God en de mensen.
Gezin, eerste groeiplaats als mens
Het gezin en de familie zijn, in normale omstandigheden, onze eerste groeiplaats als mens. Het is ook de eerste plaats waar een mens leert liefde te krijgen en te geven. En dus de eerste plaats om God te leren kennen. Als God liefde is, dan is de liefde die het gezin samenhoudt de eerste plaats van Gods aanwezigheid. In die zin is het gezin een heilige plek. Heiliger en belangrijker zelfs dan onze kerkgebouwen. Maar daarom nog geen volmaakte plek. Dat behoeft geen uitleg. Ieder van ons kent zijn eigen geschiedenis of kent genoeg verhalen van vrienden en bekenden die een ander beeld van het gezin tekenen. Alle angst en onvermogen die eigen is aan mensen, zijn niet vreemd aan het gezin. Het verhaal van vandaag geeft een goed voorbeeld van botsende gevoelens binnen het gezin, ook in de Heilige Familie.
Dit feest leert ons realistisch kijken naar wat het gezin voor mensen kan betekenen. Het wil ons ook niet opsluiten in één model: gezinnen zijn tegenwoordig op diverse manieren samengesteld. Kinderen en jongeren moeten soms opgroeien in complexe of gewelddadige situaties. Al dat lief en leed moet ons ter harte gaan, begripvol en behulpzaam stemmen. Het weerloze kind van de kerststal kan maar overleven als grote mensen het opnemen en koesteren. Zeker als het een kind is van hulpeloze, kwetsbare ouders met een donkere, onzekere toekomst. En zo staan we opnieuw bij de kerststal, bij het kind met zijn ouders dat nog een hele weg te gaan heeft. Een weg die we niet altijd begrijpen, maar waarop wij mogen meegaan, lerend en vertrouwend, zoals Maria het allemaal bewaarde in haar hart.
Jos Houthuys