Benedictus antwoordt in zijn kloosterregel op deze vraag met een op het eerste gezicht choquerende stelling: “Je moet te allen tijde bedacht zijn op de onberekenbare dood.” Is dat een pessimistische visie? Een verhaal mag dat verduidelijken. Er was eens een kind dat langsging bij mensen, dieren en dingen en dat de grote vraag stelde: “Waarom ben ik op de wereld?” Alle ondervraagden gaven een antwoord. Bijvoorbeeld zijn broer die zei: “Je bent op de wereld om je verjaardag te vieren.” Of de grootmoeder die zei: “Je bent op de wereld zodat ik je kan verwennen.” De vogel zegde: “Je bent er om je liedje te zingen.” En de steen: “Je bestaat, omdat je bestaat.” Op het eind informeerde het kind ook bij de dood, die als antwoord gaf: “Je bent op de wereld om van het leven te houden.”
Onze eindigheid beseffen
Weten dat je doodgaat en toch van het leven houden, hoe gaat dat samen? Er zijn heel wat situaties die ons met de neus op onze eindigheid drukken: onvervulde dromen, ziekte, het sterven van een nabije medemens… Ervaringen die ons doen beseffen dat onze tijd kort is, maar die ons kunnen helpen bewuster en zorgvuldiger om te gaan met de tijd die ons toegemeten is. Als wij onze sterfelijkheid voor ogen houden, herkennen we wat werkelijk van belang is en wat waarde heeft in ons leven.
Het helpt niet als we dood verdringen. Integendeel, we gaan er alleen maar gejaagder door leven, om er zoveel mogelijk trachten uit te halen. En o wee als dat mislukt of toch niet de gewenste vervulling schenkt. In de Bijbel staat: “Alleen de wijsheid kent het einde van de tijd.” Laten we dit als een oproep verstaan om bewust om te gaan met de ons geschonken levenstijd.
In Gods handen
Zo vertelt de Benedictijnermonnik Notker Wolf: “In mijn geboortestreek bevond zich tegenover ons huis een slagerij. De vrouw des huizes had vijf zonen. Vier ervan waren in de oorlog omgekomen; de overgebleven zoon zou de slagerij voortzetten. Maar op een keer rijdt hij zich met zijn motorfiets dood. Iets erger kun je je voor een moeder nauwelijks voorstellen. Uiteindelijk werd de zaak aan een ver familielid overgedragen. Deze vrouw is alles waar ze in haar leven aan hechtte en waar haar leven uit bestond kwijtgeraakt. Ik ging haar eens bezoeken toen ze in ons bezinningshuis verbleef. Ik zie haar nog zitten in haar rolstoel, met een rozenkrans in haar hand. Ze huichelde niet, ze was oprecht gelovig. Ze vertelde me: ‘Weet je, ik snap niet wat voor zin het allemaal heeft. Ik kan er met mijn hoofd niet bij. Maar ik leg mijn lot in Gods hand en daarom bid ik. Ik ben in gedachten bij Hem en de mijnen. En op een dag zal het voorbij zijn. Zo is het hoe ik tegen het leven aankijk.’ Zij aanvaardde haar situatie niet in onbestemde vertwijfeling en berustte er ook niet in: voor haar was de dood in positieve betekenis een verlossing. Haar wijsheid lag besloten in wat ze zei: alles ligt in Gods handen. Daarop vertrouwde ze en ze liet al het andere varen. Dat zei diezelfde vrouw die voorheen een pietluttige zelfstandige was, die in de winkel stond en vroeg: ‘Mag het een beetje meer zijn?’ En in één keer werd alles weggevaagd, en alles wat vroeger belangrijk was geweest had nu nog slechts ondergeschikte betekenis. Ze kon de dingen nu in hun waarde laten, zonder er iets aan af te doen. Ze kon dingen aanvaarden die voor anderen onvoorstelbaar zijn, en waarvan ze vroeger ook niet had kunnen denken dat ze daartoe in staat zou zijn.” Hoe een mens in al zijn kleinheid en miserie soms groot kan zijn!
Het geschenk van de tijd
Het besef van onze sterfelijkheid leidt tot wijsheid. De dood is de feitelijke schenker van de tijd. Onze tijd van leven wordt door deze aardse grens bepaald. Maar onze hoop reikt verder en gaat er overheen. De dood is een onafwendbaar gegeven op onze aardse trektocht, maar niet het eind van alles. Net die hoop maakt voor een christen ieder moment op aarde ook zo belangrijk. De tijd van leven is een kostbaar geschenk, kostbaar omdat we hem kwijt kunnen raken. Met het oog op de dood krijgt onze tijd hier een nieuwe, dubbele betekenis. In dubbele zin: relativerend, en aan belang winnend. Ongeacht wat ik doe, hoezeer ik mij ook uitsloof, nooit zal ik mij door eigen inspanning en prestatie een plaats in Gods hemel kunnen verwerven. Dat hoort aan de Heer alleen toe, dat kan ik niet afdwingen. Dit geloof geeft dus een zekere rust aan mijn leven en de mij toegemeten tijd. Anderzijds mag ik mijn leven ervaren als een enorme kans die ik elke dag, elk jaar mag koesteren en benutten. Ik mag blij zijn om wat ik kan doen, om wat mij met mensen kan verbinden. De tijd ertoe is mij maar éénmaal gegeven. Het is voor mij dan ook een unieke, onherhaalbare tijd. Dat maakt mijn tijd hier ook zo kostbaar!
Gedachten ontleend aan het boek van de Benedictijnermonnik Notker Wolf, ‘Gun jezelf de tijd om echt te leven’