“Al was uw geloof maar zo groot als een klein mosterdzaadje, dan zou het groot genoeg zijn om een boom met wortel en al uit de grond te rukken en in zee te planten.” (Lucas 17,6)
Is dit het nu? Vraag die een mens zich stelt als hij zijn leven overschouwt. Opstaan, werken, slapen … En als we geluk hebben is het de dag erna hetzelfde. Is dit het nu…? Velen zijn op zoek naar meer en vinden niet altijd de zin in het bestaan dat zij leiden. Dat doet mensen vertroosting zoeken in andere zaken, consumptie, vertier … Maar dat vult meestal de leegte niet. En dus blijft het verlangen sluimeren naar dat andere, naar iets dat meer is. Ook de apostelen in het evangelie van volgende zondag vragen om meer. Zij wensen meer geloof.
Jezus volgen
Net voordien heeft Jezus veel van hen gevraagd. Hem volgen op zijn weg houdt in dat ze bereid zijn om te vergeven aan wie berouw tonen. Deze en andere eisen van Jezus geeft ook ons het gevoel: dat kunnen we niet aan. De vraag naar meer geloof kan dan ook de onze zijn. Het valt op dat Jezus die vraag niet wegwuift. Hij wil hún en ons vertrouwen helpen versterken. Alleen dat al geeft aan dat het evangelie met ons meegaat op de plaats waar wij staan. Zelfs met een klein geloof mogen wij ons in staat weten tot grootse dingen. Dat wil ons de gelijkenis over het mosterdzaadje duidelijk maken.
Doen wat we kunnen
En dan is er nog de gouden deugd van het geduld. Vaak zijn we vol ongeduld. Het gaat te traag, we voelen onszelf maar aan het begin van de weg staan. Ook met ons thuis te voelen in het geloof. Daar antwoordt Jezus met een andere gelijkenis op, die over de knechten. Vooraleer zij met hun heer als gelijken aan tafel kunnen gaan, hebben ze nog een weg te gaan. Een leerweg in het doen wat God van ons vraagt. Geloven heet niet voor niets een levenslange leerweg gaan. Groeien in geloof, noemen we dat in de vormselcatechese. Die groeiweg gaat iedere gelovige. Ook Maria ging die weg. En de apostelen. En Jezus zelf. Dus toch de lat die hoog gelegd wordt? Nee, gehoor geven aan Gods vraag tot ons is al een begin. Daarvoor openstaan en doen wat we kunnen binnen onze situatie is al genoeg.
Het meer van het geloof
Soms wordt van een mens meer gevraagd. Dat ondervonden de profeten van het oude Israël. In de liturgie op zondag lezen we uit zo’n voor ons vrij onbekende profeet, Habakuk (Habakuk 1,2-3.2,2-4). Die profeet leeft in een weinig hoopvolle tijd. “Waarom, waarom,” is zijn vraag, en: “Hoe lang moet ik nog roepen om gehoord te worden door U, Heer?” Ook dat ervaren wij soms. Vragen en niet beluisterd worden. Toch houdt de profeet vast aan het visioen van God die om mensen geeft, en vraagt hij zijn volk om geduld. Dat geduld is soms moeilijk op te brengen voor wie te lijden heeft. Niet voor elke nood liggen de antwoorden klaar. Ook daar moeten wij soms mee leren leven. Er blijft een weg te gaan. En dus ook de vraag: “Heer, geef ons meer geloof.” Maar het mag een vraag met uitzicht zijn voor wie dat piepkleine geloof van het begin koestert.