God van liefde
Hoe spreek je God aan als je bidt? Veel mensen zullen spontaan zeggen: Onze-Lieve-Heer. Dat is mooi, dat getuigt van liefde en eerbied voor de Schepper. Soms zal onze aanspreking eerder als een vloek klinken: de ‘Godvers’ zijn dan niet ver weg. Vaak is dat in situaties dat we ons onmachtig voelen en die onmacht kwijt moeten. In gebed en liturgie spreken wij God meestal aan als: God onze Vader, of: God van leven, of :God van liefde. Zo mogen we ons in relatie weten tot God: als een God die liefde is, en die alles zal doen om die liefde te laten blijken aan de mens.
Dat God de mens liefheeft, mag de gemeenschap van de Thessalonicenzen horen als Paulus hen aanspreekt – we vernemen het in de tweede lezing (Tess 1,1-5b) van zondag. “Wij zijn ervan overtuigd dat God u liefheeft.” Omgekeerd is Paulus er ook van overtuigd dat de christenen van Thessaloniki God liefhebben: jullie die God liefhebben. En Paulus prijst hen daar voor.
God geven wat hem toekomt
Net die liefde ontbreekt bij de Farizeeën en de Herodianen die Jezus aanspreken (Matteüs 22,15-21). Ze willen hun eigen machtsaanspraken veiligstellen. Daarom proberen ze Jezus klem te zetten met een strikvraag: aan wie moet je belasting betalen? Een vraag die Jezus handig omzeilt door de belastingplicht aan de keizer niet in vraag te stellen. “Geef die keizer maar terug wat van hem is ...” Maar tegelijk stelt hij dat er iemand is die al dat aardse overstijgt: God. Hem dien je te geven wat zoveel meer waard is: de eerbied voor alles wat Hij geschapen heeft, deze wereld met al wat er leeft, en daarin bij uitstek de mens.
Je kunt God niet meer geven wat Hem toekomt dan door de mens lief te hebben. Die mens is het werk van Gods handen. Allen behoren wij Hem toe. En daarom verdienen alle mensen onze diepste eerbied. Omdat ze het stempel van Gods liefde in zich dragen, omdat wij elk zijn eigen afdruk in ons bewaren.
Zoals Franciscus van Assisi dat deed: voor hem betekende voorrang geven aan God altijd ook voorrang geven aan hen die niet meetellen als het over geld, bezit en aanzien gaat. God geven wat Hem toekomt, lukt al als we naar elkaar kijken en achter de maskers die we dragen de gezichten weten van hen die onvoorwaardelijk door God bemind worden. En die daarom ook door ons bemind mogen worden.
(jh)