“Ik ben blij dat ik weer in België ben,” verzuchtte op tv een onderzoekster die net terug was uit de Verenigde Staten. De ene kant van de wereld is blijkbaar niet de andere. Nochtans leven wij in dezelfde wereld. Is er in diezelfde wereld dan toch een verschil tussen hier en ginds? Kunnen wij ons hier beter welbevinden dan in het Amerika van Trump?
Als in het Johannesevangelie sprake is van ‘de wereld’, is dat vaak in negatieve zin. De wereld hier is niet de wereld van God. Dat komt ook tot de uiting in het evangelie van de zesde paaszondag, dat we wederom niet tijdens het samenkomen in de vierende gemeenschap zullen beluisteren. Maar we kunnen het wel zelf lezen (de tekst ervan vindt u in Joh 14,15-21). En erover nadenken. En ons zo verbonden weten met allen die verlangen naar een wereld waar heelheid en genezing is.
De wereld die niet openstaat voor God
Tweemaal spreekt Jezus in het evangelie van zondag over ‘de wereld’. Tweemaal is dat in negatieve zin: “De wereld staat niet open voor de Geest van de waarheid,” en: “Nog een korte tijd en de wereld zal mij niet meer zien.” Dat kan ons verwonderen, want het is toch in deze wereld dat we leven, ook al zijn er plaatsen op deze wereld waar we nu liever niet zijn. Moeten we ons dan maar uit die wereld terugtrekken en hem laten voor wat hij is?
De wereld die wel openstaat voor God
Maar er is ook de wereld waarvan Jezus droomt. Dat is de wereld die hem liefheeft en die zijn geboden onderhoudt. Dat wil zeggen: die leeft vanuit wat Jezus dierbaar is en die daar ook naar handelt. Voor zo’n wereld bidt Jezus, en hij hoopt dat de Geest van God zijn leerlingen – dus ook ons - gevoelig zal maken voor zo’n wereld. Een wereld waarin solidariteit en de zorg voor anderen voorop staat. Een wereld waarin we zij aan zij zoeken naar oplossingen voor haast ongrijpbare kwalen die ons samenleven helemaal ontwrichten en waarvan de zwaksten altijd het eerste en voornaamste slachtoffer zijn. God deelt met ons dit zoeken naar heelheid en voltooiing. En Hij lijdt mee onder onze onmacht om daar meteen antwoorden op te vinden.
Wij en zij?
Maar er zit een gevaar in het maken van een opsplitsing in een wereld die van God is en een wereld die in zichzelf verzonken zit. Een wereld van de goeden en een van de kwaden, van hen die Godgelovig zijn en van de ongelovigen, van bokken en schapen, van zondaars en rechtvaardigen, en ga zo maar door. Zo’n opsplitsing kan alleen maar kwaad doen. Dan wordt het een wereld van ‘wij’ en ‘zij’. De wereld zoals despoten die graag opdelen. In zo’n wereld zijn de kampen duidelijk en weet je voor wie te kiezen.
Wij met z’n allen
Zo’n opsplitsing wil Jezus niet maken. Hij wil geen wereld van ‘wij’ en’ zij’. Wij leven allen in dezelfde wereld, en het is in die wereld dat hij ons uitnodigt om die om te vormen naar de wereld waarin Gods Geest heerst. Nog eens: dat is geen aparte wereld, los van de onze. Het is hier en nu, in onze huidige situatie, dat Gods Geest ons wil vernieuwen en ons dichter bij elkaar wil brengen. Gods wereld en de onze worden dan één wereld, ze doordringen elkaar. In zo’n wereld nemen wij alles ernstig wat menselijk is en dus beperkt en onaf, en stellen wij ons tegelijk open voor de kracht van Gods liefde die alles ten goede wil omvormen.
De kracht van de kleine goedheid
En om van de macrokosmos naar de microkosmos terug te keren, beken ik dat ik geloof in de oneindige kracht van de kleine goedheid. Die zie ik gebeuren in de eenvoudigste dingen waarin mensen elkaar nabij zijn, helpen, troosten, bemoedigen. Die daadkracht is het beste medicijn tegen de angst die mensen opsluit in hun kot. Maar zal er in de wereld genoeg geloof te vinden zijn om dat waar te maken, vraagt Jezus zich op een andere plaats in het evangelie af? Het antwoord ligt mee in onze handen.
(jh)