Het evangelie over Marta en Maria (Lucas 10,38-42), dat we zondag 20 juli in de liturgie zullen lezen, is als een miniatuurtje dat wel geschreven lijkt voor deze tijd van het jaar: het is voor velen vakantie, tijd om je leven wat rust te gunnen, tijd om banden en relaties weer aan te halen. We horen er over twee zussen die Jezus in hun huis ontvangen. Daarmee koesteren ze die prachtige Joodse traditie van de gastvrijheid, waarover het ook in de eerste lezing van volgende zondag gaat: Abraham die drie onverwachte gasten ontvangt.
In het evangelie is het Marta die alle zorg voor de gast op zich neemt. Daarmee doet ze Jezus alle eer aan, ze is helemaal dienstbaar aan de vriend en gast van het huis, en dat siert haar. Maar met de rol van Maria wringt het wat in het verhaal. Meer nog: ze draait de rollen in het gezelschap om. Door zich aan de voeten van Jezus te zetten en te luisteren naar zijn woorden, maakt ze Jézus tot gastheer en wordt zij te gast bij hém. Zo neemt ze de positie in van een leerling tegenover een leermeester – wat ongewoon is voor een vrouw in een patriarchale samenleving. Zonder het luidop te zeggen maakt ze Jezus duidelijk: ik wil bij jou te gast zijn, ik wil jouw leerling zijn. Die weg gaat ze in alle vrijheid. Het kan voor ons aan het woord ‘vakantie’ een diepere betekenis geven: het is de ruimte mogelijk maken waarop je Jezus kan ontmoeten, en zo ook je medemensen.
Jezus getuigt van een al even grote vrijheid door Maria te bevestigen in haar keuze. Zij heeft het beste deel gekozen, zegt hij. Zonder Marta te misprijzen of haar drukke zorg voor hem af te keuren, geeft hij Maria de ruimte om haar eigen weg te gaan. We kunnen ons voorstellen dat hij Maria daarbij liefdevol aankijkt, zoals hij vaker doet bij mensen die naar hem toekomen. Zo kijkt God zelf naar haar: als iemand die Hem een plaats wil geven in haar bestaan.
Ook wij worden uitgenodigd om, te midden van alles wat ons bezighoudt, te luisteren naar wat God met ons voor heeft. Er is geen afkeuring voor de ene of de andere houding. Er is de uitgestoken hand. Er is Jezus die ons bij naam roept (“Marta, Marta”), er is het gebaar om aan zijn voeten te komen zitten en de last van onze zorgen op hem te leggen. Geen dwang, alleen de uitnodiging om hem te ontmoeten, en ons in zijn liefde bij hem geborgen te weten. Mag het verhaal van Marta en Maria ook mijn verhaal, ons verhaal worden.
Jos Houthuys