Wie van ons werd als kind niet ooit eens wakker van een boze droom? In de donkere kamer geraakte je in paniek en begon je te roepen op moeder. En moeder kwam, en zei: “Wees niet bang, ik ben hier.” En je werd weer rustig en kon opnieuw slapen. De kamer was hetzelfde gebleven, ook het donker was er nog, maar er was iets veranderd. De stem van moeder die zei “Ik ben hier”, had je vertrouwen gegeven. Het is in wezen dezelfde ervaring zoals Mozes die heeft, wanneer hij in de woestijn de naam van God hoort: “Ik ben er voor jou, de aanwezige, getrouwe God. Op mij mag je vertrouwen.”
Wees er voor ons
Want dat is vanouds toch de vraag van mensen: God, hoe is uw naam, waar zijt Gij te vinden? Telkens weer klinkt het: toon U aan ons in onze nood, ontferm U over ons. Dat was ook al zo in de tijd toen Mozes met zijn volk in Egypte leefde. Ze werden er uitgebuit en leden onder het onrecht. Wat kon hij doen? Te midden van zijn vragen geeft God zich aan hem te kennen. De Bijbel vertelt het op een beeldrijke manier. Het gebeurt in de woestijn, dat land van leegte. Maar toch niet helemaal leeg. Hier en daar groeit vegetatie, kostbaar in de woestijn. Een doornstruik die brandt maar toch niet verbrandt, trekt de aandacht van Mozes. Die brandende doornstruik is het beeld van Gods ontferming. Vuur als beeld van God, vuur dat aantrekt en dat toch op afstand houdt. Zo is God. Hij is de verre en nabije. Maar Hij trekt zich het lot van zijn volk aan: “Ik heb de ellende van mijn volk gezien. Ik daal af om het te bevrijden.” God is een betrokken God, betrokken op mensen en bewogen om hun nood. Mozes moet naar zijn volk gaan en zal hun Gods naam bekendmaken. God zal er voor hen zijn. En in die naam ligt ook de opdracht om er zelf zo te zijn voor elkaar.
Wezen wij er voor elkaar
In dat verhaal mogen we onszelf herkennen, met onze nood, met ons verlangen om God te kennen. Wij zijn allemaal kwetsbare mensen. Er hoeft niet veel te gebeuren om ons overhoop te zetten, ons ongelukkig te maken. In het evangelie van de derde vastenzondag zinspeelt Jezus er zelfs op: hij verwijst naar een ramp van toen, er was een toren ingestort met achttien doden als gevolg. Rampen zijn van alle tijden en het doet mensen naar schuldigen zoeken. “Maar neen,” zegt Jezus, “dat was niet hun schuld, dat was niet Gods straf.” We zijn allen kwetsbare mensen, die met vallen en opstaan door het leven gaan, en allen hebben we nood aan Gods ontferming, aan zijn barmhartigheid. Het komt er dus op aan ons naar Hem te keren en ons leven vrucht te laten dragen. Kijk, zelfs die onvruchtbare vijgenboom kreeg nog een kans. Waarom jij dan niet? Grijp die kans aan, maak er werk van, laat je leven vruchtbaar zijn.
(jh)