Wat maakt een mens dankbaar? Een redding uit een onheil, heel zeker. Een genezing, nog meer. Een wens die vervuld wordt, ook dat. Voor een sportliefhebber: de overwinning van zijn ploeg of favoriet, waarom niet?
Soms is het een andere mens die ons geholpen heeft. Soms lijkt de redding uit de hemel te komen en we kijken naar boven. Of we steken een kaarsje aan. Of gaan op pelgrimstocht naar een bedevaartsoord. Omdat we beseffen dat er een ander in het spel is, dè Ander, God, ook al weten we niet wat we ons daarbij moeten voorstellen. En dus kijken we naar boven. Omdat God ons te boven gaat, omdat Hij groter is dan onszelf. Maar, zo wordt duidelijk in het evangelie van vandaag, in Jezus heeft die God voor ons een menselijk gezicht gekregen. Tot hem mogen we ons richten, hij hoort onze smeekbede en hij zegt ons waar we genezing kunnen vinden.
Dat ondervinden die tien melaatsen waarover het in het evangelie van zondag gaat (Lucas 17,11-19). Ze smeken Jezus om medelijden met hen. Waarop Jezus hen zegt: “Ga u laten zien aan de priesters om door hen uw genezing vast te stellen.” Als ze onderweg van hun melaatsheid verlost worden, keert slecht één van hen terug om Jezus te danken.
Als we goedheid ervaren maakt ons dat dankbaar. “Wat zeg je nu?” zegden ons onze ouders als we een cadeautje kregen. ‘Dankjewel’ leerden we dan zeggen. Dankbaarheid doet ons beseffen dat veel in ons leven gave is. Het doet ons denken aan anderen die goed voor ons zijn. Het doet ons God zelf in gedachten houden die de gever is van al dat goeds. “Houd Jezus Christus in gedachten,” zegt Paulus in zijn brief aan Timoteüs (eerste lezing). Want hij heeft ons zijn trouw toegezegd in alle omstandigheden.
Als alles goed gaat, ervaren wij dat niet zo. Maar in momenten van ziekte of nood zijn wij er wel gevoeliger voor. En dan kijken wij als het ware naar boven, Hem dankbaar in gedachten nemend voor wie we allen zijn geliefde en kostbare mensenkinderen zijn. En we bidden er ook om, zoals die tien melaatsen doen als ze Jezus naderen: “Heer, ontferm u over ons.” We bidden die woorden bij het begin van elke viering, en bij de communie zeggen we: “Spreek één woord, heer, en ik zal gezond worden.” Het woord van Jezus kan ons redden.
Soms worden wij daar sterk aan herinnerd, zoals bij een spectaculaire redding of genezing. Het mag een vertrouwen zijn dat ons altijd mag begeleiden. Zoals die ene genezen melaatse tot dat inzicht kwam. En daarin zijn echte genezing vond.
Tien zijn er genezen,
één teruggekeerd om God te danken.
Eén die meer ziet
dan zijn niet meer geschonden huid,
en weet dat echte genezing onderhuids begint,in de bekering van het hart.
Eén die verder ziet
en oog krijgt voor de Bron,
voor Hem die kracht is,
die mensen doet beter worden.
Eén die op zijn stappen is teruggekeerd
en een begin maakt
van een nieuwe manier van leven
en kiest voor een leven
in verbondenheid met de grote Genezer.
Eén die dankt
en al het goede dat gebeurt
niet meer normaal vindt.
Eén die dankt
om het wonder dat hij ziet
als mensen goed zijn voor elkaar.
Carlos Desoete