Een evangelieverhaal dat tot ongeloof en cynisme kan verleiden: Jezus die over het water loopt en de storm tot bedaren brengt. Maar dat ons juist de ogen wil helpen openen voor de diepe waarheid over wie deze mens Jezus is. We lezen het in de liturgie van zondag 9 augustus.
Angst voor de storm
Tegenover de elementen van de natuur voelen wij ons als mensen klein. Als het stormt kruipen we bang weg. Stormen kan het ook op een andere wijze in ons leven. Een ervaring van verlies of van scheiding, toekomst die plots onzeker is, een virus dat zich niet zomaar laat bedwingen en onze gezondheid belaagt… Ook dat zet ons ondersteboven, het is alsof we in een storm belanden, de golven bedreigen ons.
In het evangelie van Matteüs stormt het ook op een bepaald moment. Hoge golven bedreigen het bootje waarin de leerlingen plaatsgenomen hebben. En die vreemde gestalte op het water. Wat is dat? Een spook? En ze schreeuwen het uit van angst en ontzetting.
Jonge Kerk
In dit verhaal mogen we de situatie van de jonge Kerk herkennen. Matteüs vertelt het omdat de christenen van zijn tijd met veel vragen achterbleven. Het enthousiasme van het begin dreigde al vlug te verflauwen onder de realiteit van de dag. Geloven is nog niet zo eenvoudig. Er waren de gevaren van de multiculturele wereld van toen. De eerste christenen waren daarin een kleine minderheid; ze werden vervolgd. Maar het grootste gevaar kwam van binnenuit. Er waren vele vragen. Jezus is verrezen, maar hoe zit dat, hoe moeten we dat verstaan? Is het niet een spook waarin we geloven?
Vragen en omstandigheden waarin we onszelf kunnen herkennen. Ook voor ons roept geloven vele vragen op. Ook ons kerkbootje zwalpt op het water. En ons eigen geloof hangt vaak tussen scepsis, twijfel en ronduit ongeloof.
Vertrouwen
Om al die vragen en problemen van zijn kerkgemeenschap weer te geven, gebruikt Matteüs het beeld van de storm. Dat beeld verstaat iedereen. In de chaos die zo een storm is, klinkt het dan sterk dat er één in het water durft te springen, één die durft in te gaan op de stem van de Heer die zegt: kom! Ondanks de twijfel durft Petrus zich over te geven. Maar ook dat duurt niet lang, hij dreigt al vlug kopje onder te gaan.
Zo is het met geloven. Geloven is over water wandelen, geen vaste grond hebben, geen vertrouwde zekerheden. Er is alleen maar de stem die roept: “Kom!” En Petrus die schreeuwt: “Help mij.” Ons geloof is niet meer dan dat: een schreeuw om hulp en een verre vreemde stem die zegt: kom en geef mij vertrouwen. Dit verhaal mag een bemoediging zijn voor ons allen voor wie geloven niet vanzelfsprekend is. Steeds weer is het een opgave en een uitdaging om er ons aan over te geven. Nog vaker is het duisternis en onzekerheid. Maar wie wil ingaan op de Stem van hem die roept: “Kom!”, mag erop vertrouwen dat hij je omhoog zal trekken, dat hij er is voor jou en dat hij je thuis zal brengen bij hem en bij de Vader. Zoals we het in de pre- en post-coronatijd zingen in een lied
(Zingt Jubilate 593):
Ga in het schip, zegt Gij,
steek van het strand.
Vaar tegen wind en tijd,
vaar naar de overkant,
wacht daar op mij.
Wandelt Gij als een schim
over het meer?
Werdt Gij een verre glimp?
Heer, zijt Gij onze Heer:
kom van de kim.
“Ik ben het, zegt Gij dan.
Kom maar met Mij
mee naar de overkant.
Wees maar niet bang, zegt Gij,
hier is mijn hand.”