Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven. Want mijn vlees en bloed zijn waarlijk voedsel en drank. Wie ervan eet en drinkt, zal leven in eeuwigheid …” (Johannes 6,55.58)
We zijn deze morgen misschien al bij de bakker geweest. Of we doen het straks nog wel. Of we bakken zelf ons brood. Heerlijk vers brood, wie kan daaraan weerstaan? Ook Johannes in het evangelie raakt er niet over uitgesproken: zondag na zondag gaat het over brood, het levende brood dat Jezus is en dat leven geeft als je ervan eet. Daar is toch niet aan te weerstaan, denk je dan.
En toch, het is minder eenvoudig dan gedacht. We horen het ook in de liturgie van zondag: de mensen van toen namen aanstoot aan de woorden van Jezus. Zeker als Jezus de beeldspraak nog wat verder doortrekt en het over zijn vlees heeft.
“Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven.”
Laten we toegeven, die woorden van Jezus over dat vlees en dat bloed klinken wat ‘raar’. We eten wel vlees, de een meer dan de ander. Maar zeker geen mensenvlees.
En toch, zo raar of vreemd hoeven we die woorden van Jezus niet te vinden. Mensen die elkaar graag zien, zeggen wel eens: “Ik zie je zo graag dat ik je wel zou kunnen opeten.” Omgekeerd zeggen we ook wel eens van mensen die elkaar in het geheel niet verstaan, dat ze elkanders bloed wel lusten. In geen van beide gevallen verstaan we dat letterlijk. Dat moeten we dus ook niet doen met de woorden van Jezus. Zijn vlees eten, zijn bloed drinken heeft niets te maken met kannibalisme. Het gaat over kiezen voor hem, deelgenoot worden van datgene waar hij voor staat en van wie hij is. En wie hij is, dat zegt hij zelf: “Ik ben door de Vader gezonden.” Jezus weet zich geheel en al verbonden met God. Hij leeft helemaal vanuit de liefde van God.
Hoe Jezus dat concreet beleefde, lezen we in de evangelies. Hij ging naar de zwakken en uitgestotenen, hij koos voor degenen die onbarmhartig afgeschreven werden. Dat mag ons in elke tijd opnieuw beslist blijven uitdagen. Hoe maken wij die keuze waar, in ons leven van elke dag? In elke eucharistieviering voeden wij ons in de communie aan het levensbrood van Jezus. Maar gebeurt dat soms niet te gedachteloos? Voeden we er ook onze woorden en daden mee? Is Jezus dan werkelijk in ons, zodat wij leven vanuit hem?
In dit evangelie over het levend brood zit dus toch wel een echte uitdaging. Jezus ons eigen maken, deelhebben aan zijn vlees en
bloed, is kiezen voor een liefde en een mildheid die de gewone maat overstijgt - de maat die de mensen elkaar gunnen. Jezus vraagt van ons, zijn volgelingen, meer dan het gewone. In dat brood je tanden zetten, dat pas is een echte uitdaging!
Jos Houthuys