Stofjes van niets
Geregeld lopen er op tv series over de ruimte en de steeds verdere verkenning door de mens van het universum. Beelden van de nieuwste ruimtetelescoop tonen het heelal in zijn beginstadium, ‘slechts’ enkele honderden miljoenen jaren na de fameuze oerknal. Mysterieuze flarden licht, stof en nevel in alle mogelijke vormen en kleuren die Godweetwaar vandaan komen en reizen naar eindeloze bestemmingen, waar wij, aardelingen, slechts een te verwaarlozen fractie van uitmaken, stofjes van niets, die zo weggeveegd kunnen worden.
Stofje op de weegschaal
Het is een beeld dat ook in het boek Wijsheid gebruikt wordt en waaruit we zondag horen lezen (Wijsheid 11,22-26.12,1-2): een stofje op de weegschaal, zo is heel de aarde voor God. Een beeld dat we gerust kunnen beamen. Ook al weten wij dat zon en sterren, de aarde en al wat er is, het resultaat is van een lange evolutieketen, heel die schepping dwingt tot ontzag. Wie of wat heeft die keten in gang gezet, hoe is dat alles kunnen ontstaan? Een vraag die ieder mens, gelovig of niet, tot stilzwijgen brengt. Ook de Bijbelschrijver lost die vraag niet op. Hij wil slechts benadrukken hoe groot Gods liefde is. Hoe kan Iemand zo veel houden van ons, kleine mensen, stofjes op de weegschaal, die er dan bovendien niet altijd in slagen om iets goeds en schoons te maken van de schepping die God ons in handen heeft gegeven? Ja, zegt het boek Wijsheid, er is veel boosheid en ontrouw onder de mensen. Maar het stemt hem niet somber. De Bijbelse schrijver ziet het anders: alle beproevingen die wij, mensen, ondergaan zijn eerder waarschuwingen om het anders te doen, om ons te oriënteren naar zoals God het heeft bedoeld.
Groot verlangen
Voelen wij ons klein in de grootsheid van de schepping, als mensen voelen wij ons soms ook klein tegenover onze medemensen. We voelen ons tekort geschoten, of onmachtig, klein in het ingewikkelde mensenverkeer. We willen dan wel wegkruipen, ons verstoppen, om onopgemerkt te blijven. Zoals Zacheüs in het evangelie van zondag (Lucas 19,1-10). Een man die wellicht veel reden had om zich in de menigte klein te maken en niet op te vallen. Klein van gestalte, en klein in zijn levenswandel. Maar met één groot verlangen: Jezus zien. Een verlangen dat ook Jezus deelt: hij wil zien wie de mensen zijn die naar hem uitkijken, die hun hoop op hem stellen. Het is Jezus’ grote gave dat hij dat aanvoelt. Daarmee leeft Jezus voor waartoe hij gekomen is: al wie zich klein, als een stofje voelt, of die klein gehouden wordt, uitzicht op bevrijding geven. Door hen in liefde tegemoet te treden. Door hen te zeggen: vandaag wil ik bij jou te gast zijn.
Iemand wil te gast zijn
Wij hebben allemaal onze eigen vormen van kleinheid die ons tot criticus van onszelf maken, ons het geloof in onszelf ontnemen. Dat kan allerlei redenen hebben. Maar we mogen er ook op vertrouwen dat er Iemand is die bij ons zijn intrek wil nemen en bij ons te gast wil zijn, of ons innerlijke huis er nu stoffig bij ligt of niet.
(jh)