Zo eenvoudig?
Soms kan een verhaal zo eenvoudig zijn, zo lijkt het wel. Zoals in het evangelie van zondag (Lucas 18,9-14). Een Farizeeër komt bidden in de tempel en dankt God dat hij niet is zoals de rest van de mensen: rovers, onrechtvaardigen, echtbrekers, of zoals die tollenaar … Deze laatste blijft op een afstand staan en bidt God om genade vanwege zijn zondig leven. Zo eenvoudig toch: de Farizeeër is een verwaande kwast, de tollenaar een deemoedig iemand die zijn zondig verleden erkent. We kunnen ons dus zonder moeite inleven in het oordeel van Jezus over beiden.
Of toch niet?
En toch, doen we met dat zwart-wit denken wel recht aan wat hier gebeurt? Iets doet me zeggen: die tollenaar komt er wel gemakkelijk van af. Ik lees nergens in het verhaal dat hij het gedane onrecht, het afpersen van medemensen, zal goedmaken. Want dat vinden wij toch ook belangrijk: dat wie berouw toont, er ook alles wil aan doen om te herstellen wat hij stukgemaakt heeft. Dat hoor ik niet in het verhaal bij de tollenaar. De sympathie voor de tollenaar vraagt dus een zekere nuancering.
Schone schijn?
Dezelfde nuancering wil ik ook aanbrengen bij de onverdeelde veroordeling van het gebed van de Farizeeër. Niet alle Farizeeërs in Jezus’ tijd waren over één kam te scheren. Er waren daar zeker hypocrieten bij, die wat vroom toneel opvoerden. Maar er waren daar ook oprecht gelovigen bij, die gemeend op zoek waren om zuiver voor God en medemens te staan. Er waren dus meerdere soorten Farizeeën, zoals er ook meerdere soorten christenen zijn. Alleen God kan in het hart van een mens kijken. En een beetje schone schijn houden we allen op, al was het om onze kwetsbaarheid te verbergen. Het kan dus zijn dat er in deze Farizeeër ook een soort ‘arme van God’ schuilt, iemand die met veel toneel zijn kwetsbaarheid poogt te verbergen.
Als de kleuren van de herfst!
Misschien nuanceer ik nu teveel in het verhaal. Het is toch duidelijk: de een wordt door Jezus gerechtvaardigd, de andere niet. En toch blijft dit teveel zwart-wit, en zo is het leven niet … Laten we het vergelijken met de herfst die begint. De natuur biedt ons een ongelooflijk kleurenspel. Zo is het ook in ieders leven: er is meer kleur in elk van ons dan enkel zwart-wit. Oordelen we soms niet te snel: die is zo, en die is zo? Terwijl we niet weten wat zich in het hart van een mens afspeelt … Jezus eindigt zijn parabel met een pleidooi om nederig te zijn. Betekent nederigheid in deze niet dat we ons onthouden van een te vlug oordeel over anderen? Of dat we althans de ruimte laten om ook met andere ogen te willen zien? Zodat de veelkleurigheid die er in elke mens schuilt tot haar recht komt? Is het niet Gods verlangen dat ieder mens, tollenaar zowel als Farizeeër, thuis mag komen in zijn liefde? En is het ook niet óns verlangen om ons als mens gekend en bemind te weten, hoe we ook zijn, met onze grijze, witte en zwarte tinten? Laat ons gebed dus altijd zijn: “God, wees ons, mensen die vaak tekortschieten, genadig.”
(jh)