Stel dat er in het jaar onzes Heren 30 zoiets als tv bestond. Op welke manier zou de tv-ploeg van dienst in het avondjournaal verslag uitgebracht hebben van de gebeurtenissen toen in Jeruzalem, zo kort voor het joodse paasfeest? Misschien zouden ze er niets van gezegd hebben. Een opstootje daar was geen uitzondering. Nu en dan dacht wel iemand de Messias te zijn. De Romeinse bezetter was rond feestdagen wel alert, maar maakte zich verder weinig zorgen over die zonderlinge Galileeërs en hun gewoontes. En van een man op een ezel kan niet veel gevaar uitgaan. Op een paard, een militair rijdier, zou hij meer argwaan gewekt hebben.
Een koning in nederigheid
Bij de bewoners van Jeruzalem was er wel commotie. Wie is die man die al voor meer ophef gezorgd heeft? Die al eens grote opkuis gehouden had in en rond de tempel en er de geldwisselaars en duivenhandelaars verjaagd had? Maar die met wat hij zegt ook de harten van mensen beroert. Zozeer dat ze hem bij zijn intocht huldigen met groen dat ze rondom aantreffen. Als was hij een machthebber. Maar dan wel gezeten op een ezel. O parodie op het publieke vertoon van de werkelijke machthebbers! Jezus’ intocht heeft niets vandoen met triomf, maar is een aanklacht tegen de macht die berust op bruut geweld.
En voor hem is het een manifestatie van de ‘koning’ zoals hij die wil zijn, een koning in dienstbaarheid.
Vanaf Palmzondag speelt het leven van Jezus zich de volgende dagen af in en rond Jeruzalem. Dertig jaar voordien had zijn geboorte daar al voor enige onrust gezorgd. Magiërs kwamen toen informeren naar een pasgeboren koning van de Joden. En in de jaren nadien zal hij zich ontpoppen tot iemand die de profetieën van het Oude Testament vervult: hij is koning in nederigheid en zachtmoedigheid, zoals de profeet Zacharia hem voorstelt. Dat hij nu op een ezelin de stad binnenrijdt, bevestigt dat beeld. Een ezel mag dan een koppig dier zijn, wie zich laat dragen door een rijdier van de armen is alleszins een nederig mens.
De hemel zingt mee
Het zijn dan ook de zwakken, de eenvoudigen, de mensen die zich niet kunnen laten gelden, die gelukkig zijn met z’n komst die dag. Ze juichen hem toe. Aan hen danken wij de lofzang die we in elk eucharistisch hooggebed zingen: hosanna. Jezus komt naar de mensen toe en de hemel zingt mee. En in de tempel doet Jezus wat hij zo vaak voordien gedaan had: zieken genezen, blinden het zicht geven en lammen doen opstaan. Dat gaat in tegen het tempelprotocol van de hogepriesters: invaliden en gebrekkigen hadden er geen toegang. Door hen te genezen verklaart Jezus dat elke vrome de tempel binnen mag. De tegenstanders van Jezus zullen het ook maar niets gevonden hebben dat kinderen hem lof toebrengen. Maar juist de kleinen kregen zijn voorkeur.
Hem welkom heten
Die eerste volle dag van Jezus te Jeruzalem werd dus een bewogen dag. Conflicten, en de week is nog maar pas begonnen. Jezus verlaat Jeruzalem en gaat naar Bethanië overnachten. Wat heeft hij daar ‘s avonds met zijn leerlingen besproken? Wat zouden wij zelf denken van zo’n bewogen dag? Waar zouden wij gestaan hebben? Hoe groot zou ons enthousiasme en onze durf geweest zijn om mee te gaan? Of zouden we gewoon langs de kant staan kijken en er het onze van denken?
Het evangelie (Marcus 14,1-72.15,1-47) brengt dit verhaal opdat wij zelf met Jezus mee zouden gaan. Wij mogen ons niet schamen over die nederige man. Hij kwam als een arme Jeruzalem binnen. Hij zat op een ezel, die hij ontleend had. "Jezus rijdt vandaag niet op een ezel. Hij bezit nog minder en is nog armer. Hij komt tot ons met zijn woord," zegde Maarten Luther. Zijn wij bereid naar Jezus te luisteren en onze deur voor hem te openen? De dagen van de Goede Week nodigen ons uit om diep te overwegen welke plaats wij hem in ons leven willen geven. En wat dit voor ons eigen leven betekent. Dat wij mekaar tegemoet willen treden vanuit nederigheid en dienstbaarheid, helemaal zoals die vreemde koning van de Joden. Nog eenmaal die week zal hij opnieuw een verrassend gebaar stellen. Als hij de leerlingen de voeten wast. Verrassend, of toch niet? Helemaal in de lijn van wie hij is en wat hij heel zijn leven gedaan had.
Hosanna, die koning! Heten wij hem welkom in ons leven, met palmen in de hand.
(jh)