Jezus vroeg aan zijn leerlingen: “Wie zeggen de mensen dat ik ben?” Zij antwoordden hem: “Sommigen zeggen: Johannes de Doper, anderen: Elia, en weer anderen: een van de profeten!” Daarop vroeg Jezus hun: “Maar gij, wie zegt gij dat ik ben?” Petrus antwoordde: “Gij zijt de Messias!” (Marcus 8,27-29)
Op sommige vragen is alleen een persoonlijk antwoord mogelijk. Zoals: wie ben ik voor jou? Je kunt niet zomaar zeggen: de een zegt dit van jou, de ander dat. Je kunt je er ook niet van afmaken met een voorgekauwd of aangeleerd antwoord. Petrus probeert dat: gij zijt de Christus. Maar Jezus legt hem onmiddellijk het zwijgen op. Is dat wel echt van jou? Weet je wel wat je zegt?
En daarmee zijn we weer bij het begin. Op de vraag van iemand - wie ben ik voor jou? - is het enige antwoord dat je kunt geven afkomstig uit je eigen ervaring. Niet wat anderen zeggen wie ik ben, maar hoe jij dat zelf ervaart. Soms zeggen mensen van elkaar: jij bent helemaal anders dan wat ik anderen van jou heb horen zeggen. Om met recht te kunnen zeggen wie iemand is, moet je een band, een voeling met hem of haar hebben. Vandaar de vraag van Jezus aan Petrus: je bent nu al een tijd met mij opgetrokken, je ziet en hoort mij bezig; zeg jij nu eens wie ik voor je ben.
De vraag van Jezus nodigt elk van ons uit tot een persoonlijk antwoord. Oef, zou ik zeggen. Ik hoef geen catechismusantwoord te geven, een onpersoonlijke formule. Ieder die zich ook maar een klein beetje betrokken weet op Jezus, ieder die iets in hem ziet, krijgt hier spreekrecht. Jouw antwoord is even waardevol als het mijne of als dat van de paus of van wie ook. De tijd is voorbij dat mensen in hun eerlijk antwoord op wie Jezus is opgedeeld worden in ketters of in rechtgelovigen. Ook Jezus deed dat nooit: hij wees geenenkele reactie op hem af, hoe onvolmaakt die ook was. Hij moedigde alleen maar aan om tot dieper geloof in hem te komen.
Iemand beter leren kennen, dat kun je door met hem mee de weg te gaan. Zo komen we bij het tweede deel van Jezus’ antwoord aan Petrus. De weg die Jezus gaat, heeft een heel eigen naam. Het is de weg van delen in het lijden van zovele andere mensen, van het kruis dat zij te dragen hebben. Daar kun je niet onbewogen op reageren of je beperken tot een stereotiep antwoord. Het vraagt een heel persoonlijke betrokkenheid. Het vraagt dat je mee het kruis opneemt en het draagt. Dat je mee naar uitzicht zoekt, woorden van genezing en vergeving spreekt. Die weg gaat Jezus. Op die weg wil hij dat we met hem meegaan. Het is geen gemakkelijke weg die Jezus zichzelf zo oplegt. Het is dus begrijpelijk dat Jezus het te vlugge antwoord van Petrus tempert. Het vraagt tijd om die weg te gaan. Die tijd krijgen we. Dan pas zullen we ten volle kunnen zeggen wie hij is.
Jos Houthuys