De blindgeborene uit Johannes 9 (Johannes 9,1-41) geeft ons in het volgende het relaas van wat hem overkomen is toen hij Jezus ontmoette.
Blind was ik vanaf mijn geboorte. Kan iemand van jullie zich voorstellen wat dat is? lk hoop van niet. Maar sinds ik de man ontmoette die Jezus heet, voel ik mij opnieuw geboren, want: ik zie!
lk sleet mijn dagen langs de rand van de weg. Verstoten was ik, voor de mensen was mijn blindheid een straf voor een of andere zonde die ik of mijn ouders bedreven zouden hebben. Toen kwam die man voorbij. Hij zag mij en hield halt. Het geroddel over mij begon. "Heeft die man of hebben zijn ouders gezondigd dat hij blind geboren is?" vroegen er. Hij zei net niet: "Zeverpraat.” Hij zei iets dat veel fijner en hoopvoller klonk: "Het is geen kwestie van schuld of straf. God heeft deze mens ook lief. Dat moeten wij zichtbaar maken.”
Herboren
Nog nooit had iemand op die manier over mij gesproken: God heeft die mens lief. Mijn hart sprong al op! Een straal licht boorde zich door de dichte duisternis die mij al vanaf mijn geboorte gevangen hield. Toen deed die man iets wat ik me herinner uit het scheppingsverhaal. God boetseert uit natte leem de mens en blaast hem de levensadem in. Zo maakte deze mens Jezus ook modder van zand en speeksel en schonk nieuw leven aan mijn dode ogen. Stapje voor stapje - ik moest nog wennen aan al die vormen en kleuren - begon ik te beseffen wat er gebeurd was. Verdwenen was dat drukkende, verlammende schuldbesef. De cirkel die me gevangen hield bestond niet meer. lk voelde me als herboren, met ogen die naar het leven konden kijken.
Binnenkant
Maar niet iedereen rondom mij stond daar blijkbaar voor open. Voor hen bleef het: eens een zondaar altijd een zondaar. Eens blind altijd blind. Ze wilden het niet geloven. Tot twee keer toe moest ik naar de synagoge om er ondervraagd te worden. En van mijn ouders wilden ze weten of ik wel echt blind geboren was. Maar ik voelde mij sterk. Dankzij die man Jezus die mij had gezien en mij had bevestigd: jij bent een mens naar Gods hart. Zij bleven maar kijken naar mijn buitenkant, naar de grauwe en sjofele bedelaar die ik altijd was geweest. Hij had mijn binnenkant gezien, mijn hunkerende hart, mijn verlangen. Hij geloofde in mij zoals ik nu geloof in hem.
De ogen van het hart
Toen wierpen ze mij buiten. Blijkbaar zijn er mensen die wel met hun ogen kunnen kijken maar die niet zien, die blind zijn. Maar ik ben de weg mogen gaan van blind naar ziende. lk kan nu niet alleen met mijn ogen kijken, maar ook zien met de ogen van mijn hart, dankzij die man Jezus die mij van binnenuit geraakt heeft en mij heeft leren geloven in mezelf. lk mag me een kind van God weten. En ik heb mogen zien wie Jezus werkelijk is: de Mensenzoon, de mens naar Gods hart.
Dat is mijn verhaal. lk vertel het omdat ik hoop dat jullie die het horen ook zouden leren zien met de ogen van het hart. Met de ogen van God. Zoals we zingen in een lied (Zingt Jubilate, 559,t.: Huub Oosterhuis / m.: Bernard Huijbers ):
"De Heer heeft mij gezien en onverwacht
ben ik opnieuw geboren en getogen.
Hij heeft mijn licht ontstoken in de nacht,
gaf mij een levend hart en nieuwe ogen.”