artikel van Dick Wursten - begeleidende notities door Guido Debonnet
Dat Luther een boeiende figuur is en blijft wordt duidelijk uit wat er dit jaar allemaal over hem verschijnt, vijfhonderd jaar na 31 oktober 1517. Op die dag zou hij de ’95 stellingen over de aflaten’ aan de deur van de kloosterkerk te Wittenberg hebben opgehangen. Historisch is dit niet zo. Wel heeft hij als gewetensvol monnik, pastor en theologieprofessor de handel in aflaten een halt willen toeroepen. Hij vond het een schandaal dat er misbruik gemaakt werd van het schuldbesef en van de dreiging met de hel om geld binnen te krijgen en dat ‘aflaten’ niets met bekering te maken hadden, maar louter met geld geven. Zelfs voor overledenen kon met zondestraf afkopen! Genade is geen koopwaar, zegt Luther. Wel kon Luther aannemen dat ‘goede werken-doen’ als genoegdoening voor eigen falen, mogelijk was.
In een brief van 31 okt. 1517 gericht aan zijn aartsbisschop beklaagt hij zich over de aflaatpredikers die ver hun boekje te buiten gaan en een onvoorstelbare schade aanrichten. Hij is overtuigd dat de aartsbisschop die geraakt is door de emotionele toon en de woede in de brief, niet op de hoogte is van de schandelijke aflaten-praktijken. Aan die brief voegt hij ook 95 stellingen toe waarin in aflaten wil ontdoen van de ketterse praktijken. De aartsbisschop laat de theologen van Mainz het geschrift onderzoeken. Zij menen dat het niet echt onjuistheden bevat, maar dan toch ‘dynamiet’. Wat de aartsbisschop doet besluiten de zaak naar Rome door te sturen en dan begint het onderzoek. De 95 stellingen heeft Luther bekend gemaakt door ze te laten spijkeren op de poort van de kloosterkerk die diende als bekendmakingsplaats voor het universitair milieu. Ook naar vrienden stuurde hij die door en dit ook weer met het oog op een debat onder theologen over ‘hoe aflaten dienden opgevat en hoe ze konden functioneren binnen een vorm van boetepraktijk’. Kritisch was hij daarbij t.a.v. het misbruik tgo. de zielen in het vagevuur, want boete heeft met échte bekering te maken. Daar het geld dat aflaten opbrachten gevoelig lag voor de gevestigde kerk, lokte hij meteen conflict uit. Hij raakte aan de geestelijke en de financieel-materiële fundamenten van de kerk die hij alleen maar wou uitzuiveren en herijken op Christus.
Drie lessen voor onze tijd:
De kerk is er omwille van de mensen, en niet omgekeerd. Luther wou de kerk hervormen en uitzuiveren. Theologen en clerus moesten zich dus bevragen, want ze dienden ten dienste te staan van de geloofsgemeenschap. Daar er geen antwoord kwam vanwege de aartsbisschop op Luthers schrijven, maar een jaar later wel vanuit Rome en Luther meteen verketterd werd, wist hij zich voor het ‘failliet’ van de kerk geplaatst. Hij roept de gelovigen op zelf vorm te geven aan de ‘gemeente van Christus’ en daarbij is de Bijbel het criterium. Het leidt tot een nieuwe vorm van kerk-zijn, los van paus en bisschoppen. De landstaal wordt ingevoerd, priesters huwden, kloosters werden opgeheven, heiligenverering afgeschaft. Overal ontstaan autonome groepen die Luther zelfs wat zal terugroepen. Maar nooit aanvaardt hij dat de vrijheid van de christenmens voor God door het instituut zou teniet gedaan worden. De kerk is er alleen ten dienste van de mensen.
Geloof en leven op elkaar betrekken is een gewetenszaak. Dat morrelen aan de kerk heeft veel losgemaakt, o.m. dat geloof en leven echt met elkaar te maken hebben. Daarvoor gebruikt Luther moderne middelen van zijn tijd bij de Bijbelstudie: terug naar de brontekst in de originele taal. Die tekst dient voor zichzelf te spreken en niet in interpretatie beperkt te worden door ‘kerkelijke instituten’. Ook nu is dit – ook voor de protestantse kerken – nog een wezenlijke opdracht. Durven wij het aan in onze geseculariseerde tijd de Bijbel echt te laten spreken, zonder bevoogding van bovenuit en zonder de onderlinge onenigheid?
Het wij-zij-denken in religie moet overstegen worden. Luther gebruikte heel wat middelen om zijn boodschap te verspreiden: boekdrukkunst, volkstaal, populaire voorstellingen, enz. met als gevolg dat de hele christelijke samenleving uiteenvalt. Er ontstaat regelrechte polarisatie rond geloofskwesties, wat leidt tot hevige godsdienstoorlogen. Ook vandaag is het een opgave, om teruggaand naar de bron, te voorkomen dat het belang van religie bedreigend zou zijn voor elkaar en ons verdeelt. Het wij-zij denken in religie moet overstegen worden.