notities op A-4
notities op A-5 als katern
Samenvattting van het artikel door Guido Debonnet
Geloof in God werd vervangen door geloof in de mens. Velen hebben hun kinderlijk Godsgeloof overboord gegooid.
Een heilvol proces kan het zijn die God achter zich te laten en op zoek te gaan naar het mysterie van wie Hij is. Daarbij kunnen we aanleunen bij onze joods-christelijke traditie. We laten ons daarbij leiden door Roger Burggraeve en zijn leermeester Emmanuel Levinas(1906-1995).
De letterlijke tekst van de Bijbel moeten we interpreteren. Gods woord is tot ons gekomen met woorden van mensen waarin we telkens weer nieuwe betekenissen ontdekken. God staat altijd in de steigers.
De Bijbel is door de eeuwen heen het verhaal van mensen in wisselende culturen en tijden, op zoek naar hun God. Soms ervaren ze hem als almachtig (ze moeten zich staande houden in levensbedreigende culturen) én betrokken. God wordt soms heel menselijk voorgesteld: Hij wil zich vergewissen van de situatie in Sodom en Gomorra. Abraham gaat in discussie met Hem en zal twisten met God. In het boek Job is dat in verband met het lijden: Job zou zijn zwaar lijden verdiend hebben. Maar dat klopt niet! Door zich te keren tegen God, richt Job zich tot God en wordt de mens een echte partner in het Verbond met God.
Rechtvaardigheid én barmhartigheid bij God zijn de twee polen die elkaar in evenwicht houden. Het verhaal van Jona is er een illustratie van. Je kan a.h.w. spreken van God als Vader en God als Moeder (de essentie van wie Hij is: een baarmoeder van mededogen).
Gaan we op zoek naar het verhaal van de Naam voor God, dan komen we bij Mozes terecht, bij de brandende braamstruik nabij de Horebberg: “Ik ben die Ik ben”. Ik laat je niet los (bescherming), maar je mmoet je opdracht als mens opnemen. De Godsnaam kan je nooit loskoppelen van wat je te doen staat.
Met de komst van Jezus wordt het Godsbeeld binnenstebuiten gekeerd. Met Hem is het Godsrijk op handen. Een Rijk waar God heerst: niet vanuit macht, maar dienend en helend, zich met de mens verbindend. Hij is de zelfontlediging van God. In Jezus blijkt Hij een tedere, raakbare God te zijn: een God van mededogen, de mens nabij, vooral de meest kwetsbare.
God is niet iemand die de mens klein houdt, maar die hem tot vrij en verantwoordelijk wezen maakt die zich moet laten raken door de ander. Daarmee wordt het (joodse religieuze) systeem (van wetten en voorschriften) opengebroken. Iedereen die in nood is wordt mijn naaste (cf. parabel van de barmhartige Samaritaan) en daarmee wordt ook de opdeling tussen reinheid-onreinheid doorbroken.
Dat Jezus de liefde centraal stelt is het humanisme van God (Phil Bosmans). Allen zijn wij geroepen om dat gestalte te geven. Geloof is dan ook bevrijding. Dat ervaren de eerste twee dienaren in de parabel van de talenten: ze krijgen vertrouwen om wat er te doen staat. De derde dienaar weet God als iemand die oordeelt, angst inboezemt en schrik aanjaagt. De keuze tussen die twee godsbeelden is fundamenteel.
Alleen als we deelgenoot worden aan Gods ‘heer’-lijkheid en vanuit dat vertrouwen leven, is religie mensverheffend en authentiek en maakt ze ons dienend en solidair met de meest kwetsbaren.
Het is dus hoog tijd voor een andere God.