1 Samenvattend overzicht van het artikel
Dogma’s kan je proberen beter te situeren en te begrijpen door erover te studeren, maar de kern, het mysterie dat erin uitgedrukt is, zal je nooit volledig kunnen ‘doorzien’. Rede en zoeken te begrijpen zullen niet volstaan. Beelden, symbolen en kunstvoorstellingen zijn een andere manier om rond het geheim te cirkelen. Zelf een keuze maken tussen wat je kàn geloven en niet, is geen heilzame weg. Het christelijk geloof is meer dan emotie en devotie, het vraagt ook een nadenken over de ‘inhoud’ van wat we geloven.
Met een ervaringsverhaal van iemand die ongeneeslijk ziek is, wordt een situatie beschreven van de existentiële vraag: ‘Is er iets na de dood? Kunnen we ons dat voorstellen?’ Een tekst van Fons Jansen speelt daarin een cruciale rol: is de ervaring van de liefde niet een ervaring die ons brengt over de grens van dit leven? Daaraan mogen we ons toevertrouwen. Geloven in de verrijzenis van het lichaam moeten we ons niet concreet voorstellen. Het drukt uit dat wij in ons uniek-zijn over de grens van de dood in Gods liefde zullen worden opgenomen. Paulus drukt het sober uit: “We zullen voor altijd samen zijn in de Heer.” Vanuit die liefdesband met God blijft er ook de verbondenheid met onze dierbaren. Wij mogen ons vastklampen aan de Belofte van de Heer Jezus: “Ik ben de verrijzenis en het leven”. Ervaringen van mensen die met hun dierbare overledene blijven communiceren laten ons een zekerheid ervaren die ‘van binnen’ komt. Het bewijs zal nooit alleen maar overtuigend als van buiten komen. Om een brandraam te bewonderen moet je binnen in het gebouw zijn.
De hemelvaart van Jezus en de nederdaling van Jezus ter helle zijn geloofsgegevens die in een voor onze tijd totaal achterhaald antiek beeld zijn uitgedrukt. Vanuit dàt beeld gedacht is Jezus blijvend opgenomen worden In God als een ‘hemelvaart’ beschreven. Dat zijn lijden en kruisdood verlossend zijn voor àlle mensen, ook voor hen die vóór hem hebben geleefd, wordt uitgedrukt doordat hij de overledenen uit de sjeol (de onderwereld, de hel) de verlossende hand reikt. Weten dat er in ‘beeldtaal’ wordt gesproken, in een ‘antiek wereldbeeld’ helpt ons om de kern van de geloofsuitspraak te vatten.
P.S. In het gebedsmoment voorzie ik een ‘geloofsbelijdenis’ van Roger Lenaers. Hij was levenslang bezig met het ‘hertalen’ van de geloofsinhoud in een hedendaags wereldbeeld. In de formulering van zijn geloofsbelijdenis zal de aandachtige lezer dat merken!
In deze bijlage vind je verder geschikt materiaal om persoonlijk (of in groep) na te denken over ‘Geboren uit de maagd Maria’ en ‘de onbevlekte ontvangenis van Maria.’
2 Methodische aanwijzingen
(Vooraf dit:voor juni zeker bijlage 2 juni voor iedereen afdrukken.)
* Het uitgebreide onderwerp vraagt een zekere inspanning om vanuit een paar concrete formuleringen samen op zoek te gaan naar de betekenis van wat er in een bepaalde dogmatische uitspraak als ‘geloofs’gegeven wordt voorgehouden. De tekst vooraf thuis aandachtig lezen, in de bijeenkomst de vragen bespreken en elkaar beluisteren, is de bedoeling van het samenkomen. Nog eens: de geestelijke begeleider moet zich niet geroepen voelen om een uiteenzetting te geven!
* Onder nr. 3 vind je een verhelderende visie van Willem Jan Otten over hoe omgaan met leerstellingen.
* Onder nr. 4 vind je een tekst van Rik Torf over de Kerk en de opstanding.
* Nr. 5 en nr. 6 biedt de mogelijkheid over twee àndere omstreden kwesties voor jezelf (of in groep) samen na te denken: Jezus geboren uit de maagd Maria. en de Onbevlekte ontvangenis van Maria.
* Je kan ook terecht op De Geloofsbelijdenis: Die nedergedaald is ter helle, de derde dag verrezen uit de doden. (tongerlo.org) .
Een verscheidenheid van illustraties over de ‘nederdaling ter helle’ vind je op https://igniswebmagazine.nl/kunst/nederdaling-ter-helle-in-de-kunst/ .
* Wie op zoek is naar stevige kost over alle artikelen van het geloof (het Credo) verwijs ik graag naar Marcel Bernard, Wat het oog heeft gezien. Verbeelding als sleutel van het credo. Meinema, 1992, 192 p. en ook naar André Zegveld, Tot vrijheid bestemd. Spiritualiteit en geloofsbelijdenis. Gooi en Sticht, 1994, 229 p.
3 Willem Jan Otten over dogma’s of leerstellingen
De in Nederland sterk bekende schrijver Willem Jan Otten heeft zich als veertiger een 20 jaar geleden bekeerd tot het katholiek geloof (nadat zijn vrouw dat kort voordien ook had gedaan). Tijdens het coronajaar waar hij de zondagsmis moest missen, schreef hij elke week een korte commentaar bij het zondagsevangelie. Zijn boek Zondagmorgen. Over het missen van God is een verzameling van deze commentaren. Schitterend! In 2022 verschenen bij Skandalon en Halewijn.
Bij de vierde zondag van de advent, jaar B, schreef hij een ‘to the point’-bijdrage over de betekenis van dogma’s of leerstellingen, voor het geloof. Zijn deze leerstellingen een soort ‘gedachtenpolitie’? Hier volgt nagenoeg de hele bijdrage over “Antwoord aan de gedachtenpolitie”, p. 178-180. Een passend stuk bij het thema van deze maand. Een bijzonder verhelderende tekst!
Wie laat in zijn of haar leven katholiek wordt, moet zich met enige
regelmaat bij niet-religieuze vrienden verantwoorden voor wat zij zien als een beslissing om lid te worden van die club die het moet hebben van dogma’s.
De woorden die het afgrondelijke misverstand oproepen zijn gecursiveerd. Tot geloven kom je niet per beslissing. Het is iets wat aan je gebeurt, niet helemaal ongelijk aan hoe je valt op iemand, nadat je een deel van je leven gehoopt hebt op, en gezocht hebt naar, een liefhebbende ander. Van je vrouw zeg je ook niet dat je ‘lid’ van haar geworden bent. In die zin is de kerk, zoals zij zich aan jou heeft voorgedaan als dienst, mis, eucharistieviering, helemaal geen ‘club’. Zij verhoudt zich als de zee tot een zwemvereniging - ze neemt je zonder lidmaatschap op. Het voornaamste wat je hoeft te doen is je in haar laten dompelen, en dat heet ‘doop’.
En die dogma’s dan? Moet je die niet onderschrijven? Val je niet in handen van een gedachtenpolitie?
Hier verloopt het gesprek wat stroefjes, want als je vertelt wat de geloofspunten (dat is een vertaling van ‘dogma’s’) zijn die je tijdens je vorming twintig jaar geleden hardop hebt beleden, dan zie je dat het je gespreksgenoten moeite kost om niet te grijnzen. Was jij daar echt waar van overtuigd tijdens die plechtigheid? Van die hel waar de eniggeboren zoon in
afdaalt? Van die onbevlekte ontvangenis? Heb jij echt een god voor ogen met een rechterhand? En een heuse verrijzenis uit de dood?
Wat je zou moeten doen - maar het is je nog nooit gelukt - is uitleggen dat geloven iets anders is dan ergens van overtuigd zijn. Dat de dogma’s geen conclusies zijn uit sluitende redeneringen, dat ‘God Almachtig’ geen verklarende opvatting is zoals bijvoorbeeld de ‘Onbewogen Beweger’ die je agnostische vrienden eventueel, als het dan zo nodig moest, zouden willen accepteren. Maar wat zijn ze dan wel, de even wonderlijke als tergende formuleringen van het Credo? Of beter: als je niet van ze overtuigd bent, wat zijn ze dan wel voor jou?
Willem Barnard heeft gezegd: het Credo zeg je niet, maar zing je.
Dit klinkt als een krachteloos smoesje - alsof je, door ze met z’n allen onverstaanbaar te galmen, de absurditeit van de geloofsaannames relativeert, en er om zo te zeggen intellectueel niet verantwoordelijk voor bent.
Maar zo heb je het nooit ervaren! Het zingen heeft de betekenis van de geloofswoorden helemaal nooit afgezwakt, integendeel, het droeg heel vaak de woorden. De eendrachtige melodielijnen hebben het vermogen om de woorden, hoe krakkemikkig gezongen ook, op te doen stijgen naar de Persoon aan wie je (zo zing je) alles te danken hebt en die jou kent en die jou nu ook, boven alles, hoort. En dat alles in het volle besef dat de woorden, hoe weloverwogen door de kerkvaders ook gekozen, uiteindelijke maar onbeholpen, menselijke formuleringen zijn van de ervaring, of: het aanvoelen, dat er inderdaad, een Persoon is.
Het gaat tijdens de mis niet om overtuigd zijn van geloof, maar om instemmen, met God. Als een Maria - die in het evangelie van deze zondag zal zeggen: ‘mij geschiede naar uw woord’. Het gaat om geloven, niet om een leer. ‘Geloven’ zegt de Amerikaanse dichter Christian Wiman in Mijn heldere afgrond, ‘is niets meer - en hoe reëel is dit - dan een bewegen van de ziel naar God.’
4 Rik Torfs over De kerk en de opstanding
In zijn boeiend boek De kerk is fantastisch heeft Rik Torfs een volledig hoofdstuk gewijd aan De kerk en de opstanding. Hij schrijft erin: “De kerk is een van de laatste plekken in onze samenleving waar het verrijzenisgeloof wordt beleden.” Hij vraagt zich o.m. af wat het nut is van de verrijzenis voor wie erin gelooft. “Daarover schreef de Franse filosoof Luc Ferry (°1951) prachtige bladzijden in zijn boek La tentation du christianisme. Met onder meer volgend zinnetje: “La promesse de la résurrection libère l’amour.” De belofte van de verrijzenis bevrijdt de liefde.” Wat bedoelt Luc Ferry precies wanneer hij zegt dat de verrijzenis de liefde bevrijdt? “De stoïcijn die weet dat hij net zoals alle andere mensen de dood niet kan ontlopen, krijgt de raad zich niet al te veel te hechten. Anders dreigen verlies en dood bijzonder smartelijk te worden. Maar een christen kan eindeloos, wild en genereus liefhebben, want als de geliefde sterft, zorgt de verrijzenis ervoor dat het afscheid niet definitief is. Dankzij de verrijzenis is liefde niet langer een onverantwoord risico. Kortom, de liefde is op haar best wanneer ze onsterfelijk kan zijn.” (Torfs, p. 132) Ik denk dat deze passage wonderwel aansluit bij de tekst van Fons Jansen. De liefde draagt in zich iets onsterfelijks, iets dat door gaat over de grens van de dood… Dat is geloofservaring. En deze kan zich uitdrukken in een geloofsformule. Dus dienen wij achter de ‘formules’ op zoek naar de ‘ervaring’. Misschien - als we het zo begrijpen - kunnen we dan de aloude woorden van het ‘Credo’ toch uitspreken: “Ik geloof in de verrijzenis van het lichaam.” Wat meer is, door samen die geloofsovertuiging te delen komen we in een gemeenschap die zich bewust is dat het geloof iets is dat wij ontvangen, niet iets dat wij à la carte zelf samenstellen. Het tilt ons boven buiten onszelf op. We mogen er verder over nadenken en zoeken om dit alles beter te begrijpen… Maar eerst nog iets anders.
5 Ontvangen van de Heilige Geest, geboren uit de maagd Maria. Twee passages uit hoofdstuk 5, p. 90-113. André Zegveld, Tot vrijheid bestemd. Spiritualiteit en geloofsbelijdenis, Gooi en Sticht, 1995.
(p. 99-100 ) Geen feit
Natuurlijk is de maagdelijke geboorte van Jezus geen feit in de zin zoals het bestaan van Napoleon en de oorlog van 1940-1945 feiten zijn. Ze is geen biologisch gegeven maar een geloofsfeit4, net zoals bijvoorbeeld de opstanding uit de dood of de omvorming van brood en wijn in het lichaam en bloed van de opgestane Christus. Geloofs- feiten hebben betrekking op die andere werkelijkheid en wereld van de ’achtergedachten’, de wereld van God. Ze spreken dus niet met de exactheid van de ’eerste taal’ over wat kan worden gemeten, geconstateerd en bewezen.
Beide vormen van taal werden en worden, juist in verband met de maagdelijke geboorte, nogal eens met elkaar verward, als zou het hier om iets biologisch gaan5. Met de 'geboorte uit de maagd, door overschaduwing van de heilige Geest’ wordt aangeduid dat het verschil tussen beide werelden, die van God en die van de mensen, wordt opengehouden en overbrugd, zoals dat ook het geval is bij de opstanding uit de dood. Ik zeg ermee: deze mens, hier aan het begin van zijn leven en daar aan het einde ervan, heeft alles te maken met die andere wereld van God. En dit tegen alle feiten in die dit tegenspreken: geboorte in de mensenwereld en het verdwijnen eruit, komend en vergaand.
Wanneer ik zeg dat Jezus op een maagdelijke wijze is geboren, bedoel ik daarmee dus niet dat God op een biologische manier Jezus’ Vader is. God heeft geen chromosomen. Ik wil er twee dingen mee aangeven: allereerst dat Jezus niet half-mens en half-God is, maar beiden voluit, eender en anders; en vervolgens dat Hij niet de vrucht is van de mensengeschiedenis. Mensen brengen Hem niet voort zoals zij hun eigen kinderen op de wereld zetten. Neen, Hij is een gave uit den hoge. Hij komt niet voort uit de potentie van de mensen en hun geschiedenis, maar uit de eigen potentie van God: de Geest. Maar de andere kant is even waar. Zonder mensen zou Hij niet zijn voortgekomen. Daarom is er de figuur van Maria, het prototype van de gelovige, die niet ten volle kan worden wie hij of zij is tenzij door de gave van omhoog. Jezus is de gave Gods die wordt gegeven. Maar zonder ontvangen is geven zinloos. Daarom is er ook Maria, de moeder van Jezus, de gave Gods die wordt ontvangen. Maria staat er als symbool voor de kant van het geloof, de kant van Abraham, Israël en ten slotte van Adam. Maar de vader van Jezus, Jozef, kan uiteraard niet het symbool zijn voor God. Daarom is hij een verwekker van niets. Wat uit Maria geboren wordt, is verwekt door de volstrekt andere God: ’door de Geest uit de maagd Maria’.
Dat is iets moeilijks, niet zozeer om te geloven als wel om te begrijpen. Het heeft te maken met de steeds terugkerende paradox van mijn geloof. Ik geloof in één God, die anders is en verschillend. Maar tegelijkertijd geloof ik dat deze andere God zelf in deze mens Jezus tastbaar is geworden, hoorbaar en zichtbaar (1 Johannes, 1, 1-4). Mensen zijn daar de oorzaak niet van; ze kunnen dat niet. Maar zonder hen zou er niets van deze God te merken zijn geweest. In deze mens Jezus is, ik zei het al, God eender en anders: eender omdat Jezus wordt geboren uit een mens, anders omdat Hij wordt geboren door een daad van God zelf, zonder menselijke tussenkomst. Ik belijd dus Gods toegankelijkheid en ontoegankelijkheid in één. Dat is een paradox. Het is het raadselachtige (enigmatische, noemt Paulus het) geheim van God zelf: dat Hij ontoegankelijke toewending is. Een van de woorden die het Boek gebruikt om dit enigma (=wat raadselachtige omschrijving) aan te duiden, is ’Geest’. Het is de Geest, die het verschil schept en overbrugt. Het is de Geest, die het eendere en andere uiteen- en bijeenhoudt. Het is de Geest, die de andere God openbaar maakt. En deze Geest staat aan Jezus’ begin én oorsprong: ’ontvangen van de Heilige Geest’.
(p. 110) Wie is de moeder van deze mens?
De maagdelijkheid van Maria is een geloofsfeit, zoals de verrijzenis uit de dood dat ook is. Er wordt dus in feite niet zozeer iets mee bedoeld met betrekking tot de biologische afkomst van Jezus. Toch is daarop, in de loop van de geschiedenis, een overmatige nadruk komen liggen. Men is de kindheidsverhalen volgens Matteüs en Lucas historisch gaan verstaan. Daarbij werd over het hoofd gezien dat deze verhalen als het ware paas-projecties waren naar het begin van Jezus’ leven toe, paasverhalen op voorhand dus. Zoals het graf leeg bleek, zo is ook Maria’s schoot leeg; in beide gevallen zonder dat men weet heeft van het ’waarom’ en ’hoe’. Daar is een engel voor nodig, een droom. En vóór alles: daar is het Boek voor nodig. Want het gaat niet over een biologisch gebeuren, waar te nemen met fysieke ogen en instrumenten, maar over een geloofsgebeuren, dat heel andere zintuigen van node heeft.
6 Begripsverheldering: Onbevlekte ontvangenis van Maria – Maagdelijke geboorte van Jezus
(Om de volgende twee teksten goed te begrijpen is het belangrijk te weten dat Marcel Barnard de tekst ‘ontvangen van de Heilige Geest, geboren uit de maagd Maria’ bespreekt tegen de achtergrond van een beschrijving en analyse van het fresco van Fra Angelico (1387-1455) over de Annunciatie (de boodschap van de Engel aan Maria) dat in het klooster van Fra Angelico San Marco bewaard wordt en zeer gekend is. Een afbeelding die je zo vindt op internet.)
De ‘onbevlekte ontvangenis van Maria’ heeft niets te maken met de ‘maagdelijke geboorte van Jezus’. Heel vaak worden die twee met elkaar verward. De ‘onbevlekte’ ontvangenis van Maria beduidt dat zij gevrijwaard is, reeds voor haar geboorte, van de erfzonde. (Je zou kunnen stellen, zij moest de ‘zondenvrije schoot’ worden om Jezus te kunnen ontvangen. In feite zegt dit dogma, in 1854 afgekondigd ook meer over Jezus die uit een ‘zondenvrije moeder’ moest worden geboren dan dat het iets zegt over Maria.
De ‘maagdelijke geboorte’ gaat over de wijze waarop Jezus ontvangen werd, niet uit het zaad van een man maar uit de kracht van de Geest. Maar ook dit geloofsgegeven zegt meer over wie Jezus is (‘uit God geboren!’) dan dat er ook maar enige informatie zou zijn over de manier waarop Maria bevrucht werd.
Als ze dan toch iets met elkaar te maken hebben, de onbevlekte ontvangenis van Maria (in de schoot van haar moeder Elisabeth), en de ’maagdelijke geboorte’ van Jezus uit Maria (waar geen man werd bekend), dan is het dat ze beide iets zeggen over wie Jezus is: over zijn unieke relatie met God. Hij is geboren uit een ‘zondenvrije’ moeder en ‘uit den Hoge’.
(Wat volgt is uit het boek van Marcel Barnard, Wat het oog heeft gezien, Meinema, 1997, p. 67)
De tweede gedachte is die van de zogenaamd onbevlekte ontvangenis. De veronderstelling daarvan is dat ieder mens met erfzonde is belast. Deze werd overgedragen door de man bij de verwekking; het nog ongeboren kind raakte ‘geïnfecteerd’. Met het zaad komt de neiging tot alle kwaad méé. Vanaf de achtste eeuw rijst de vraag of Maria ook met de erfzonde is besmet. Zij is immers zelf langs de weg van de gewone bevruchting geboren. Ja, zegt onder meer Thomas van Aquino, de grote theoloog van de Dominicaner orde, maar zij wordt daarvan gereinigd, eerst als zij nog in de buik van haar moeder is, vervolgens bij de bevruchting door de Heilige Geest. Zodoende is ook Maria vrij van de erfzonde en dus ‘onbevlekt ontvangen’. Zij is volkomen zuiver en daarom de eerste onder de mensen en dus het prototype van de kerk. Overigens werd de onbevlekte ontvangenis (die dus iets anders is dan de maagdelijke geboorte!) pas in 1854 een officieel dogma in de rooms-katholieke kerk. Ook dit aspect van de theologie benadrukt het formaat van Maria en verklaart haar zedige houding op het fresco. Haar formaat wordt hier zó groot, dat zij de trekken van Christus krijgt. Zondeloos-heid is immers een predicaat van Christus.
God kiest zich Maria om in de wereld binnen te treden en mens te worden. Hij neemt het vlees aan van Maria. Zo verlost Hij de wereld van de vloek van Adam en Eva. Maria is door haar nederig-zedige houding betrokken in het werk van de verzoening en krijgt een onmisbare plaats in Gods werk.
Maria: beeld van horen en geloven
(Uit het boek van Marcel Barnard, Wat het oog heeft gezien, Meinema, 1997, p. 70-71)
Maria is de horende gestalte die gelooft dat God in Christus als Bevrijder (Verlosser) deze geschiedenis binnentreedt. De uitspraak dat Christus niet door de potentie van een man is geboren, maar uit de maagd Maria, zegt iets over Christus en niet over Maria. Wat er bij Maria gebeurt is geheimzinnig omschreven.
‘De Heilige Geest zal over u komen en de kracht van de
Allerhoogste zal u overschaduwen; daarom zal ook het
heilige, dat verwekt wordt, Zoon Gods genoemd
worden’(Lc.1,35).
De woordkeus bepaalt ons op geen enkele manier bij seksualiteit, noch bij de seksuele verhouding binnen een patriarchaal huwelijk. Seksualiteit, maagdelijkheid en moederschap zijn geen thema’s van het geboorteverhaal. Er staat eigenlijk alleen dat de verwekking van deze mens Jezus van een geheel andere orde is dan die van een ander mens. Het schriftverhaal van de geboorte geeft geen steun aan de pogingen om de seksualiteit te thematiseren. De verwekking van Gods zoon staat haaks op de natuurlijke gang van zaken. De God van Israël is dus, anders dan de goden van vele andere volken, niet de kolossale uitvergroting van de mannelijke trots. Hij is geen Priapus. Eros en de fallus, de vruchtbaarheid en de potentie worden niet vereerd. Voor mannen is daarom nauwelijks een kritischer beeld denkbaar dan dat van God de Vader. God is niet zoals de Griekse oppergod Zeus die in de gestalte van een zwaan een half daartoe gedwongen Leda bezwangert. De patriarchale middeleeuwse belangstelling voor het mannelijke zaad en al het kwaad dat daarmee méé kwam, en voor de maagdelijkheid als zodanig vindt in de tekst geen steun. Onnodig om op te merken dat er in de Bijbel van ‘onbevlekte ontvangenis’ al helemaal geen sprake is. Wel maakt het verhaal indirect duidelijk dat seksualiteit een macht is waar dus behoedzaam mee moet worden omgegaan. Evenmin geeft het verhaal aanleiding om de maagdelijkheid te thematiseren, als ware die een vrome verdienste. Speculaties over blijvende maagdelijkheid voor, tijdens en na de geboorte vinden hun grond niet in de Bijbel. Tenslotte kan in verband met dit verhaal ook het moederschap niet worden gethematiseerd. Jezus groeide als mens in de buik van zijn moeder en werd als mens geboren. De klassieke naam voor Maria ‘moeder Gods’ is daarom op zichzelf adequaat, maar, nogmaals, het moederschap is geen thema van het verhaal.
Wat vertelt het verhaal dan wel? Maria gaat voorop in het horen en geloven. De middeleeuwse christelijke kunst heeft de annunciatie dikwijls afgebeeld als een ontmoeting tussen Maria en de engel terwijl een duif, symbool van de Heilige Geest, binnenvliegt in ... het oor van Maria.
Dat is ter zake. Als Maria ter sprake komt gaat het over haar trommelvlies en niet over haar maagdenvlies. Zo spreekt de achtste-eeuwse theoloog Johannes Damascenus van de ‘conceptio per aurem’, de bevruchting door het oor. De bevruchting door de Heilige Geest en de geboorte uit de maagd Maria zijn het teken van Gods verschijning die geen menselijke potentie is, maar helemaal in Gods eigen macht ligt.
Zij zijn teken van Jezus Christus en niet van Maria. De schrift vraagt om een knieval voor Christus en niet voor de zedig-nederige maagd Maria.
7 Suggesties voor een gebedsmoment
Download vooraf het lied zodat je het ook zonder internetaansluiting kan afspelen.( CTRL+klik op ZJ 830 Het donker is ons licht genoeg - YouTube ) Ook te vinden op de CD Door de wereld gaat een lied nr. 15, het 3de lied..
1 We beluisteren/zingen Z.J. 830 Het donker is ons licht genoeg (DDW 15)