Samenvatting van de tekst
Volk van God – algemeen priesterschap van de gelovigen
Tijdens het Tweede Vaticaans Concilie (Rome, 1962-1965) werd na vinnige discussies in de dogmatische constitutie over de Kerk (‘Lumen gentium’) eerst over het ‘volk van God’ gesproken en pas nadien, in een tweede hoofdstuk, over de hiërarchie (bisschoppen, priesters, diakens).
Dat was een copernicaanse revolutie die heel wat stof deed opwaaien.
Het begrip volk van God slaat op de Kerk in haar geheel, op alle leden.
De uitdrukking ‘volk van God’ houdt bovendien in dat iedereen in de Kerk op grond van zijn of haar roeping gelijk is. Het ‘algemeen priesterschap’ van de gelovigen is gefundeerd op het feit dat er maar één priesterschap is, namelijk dat van Christus. Daaraan hebben alle gelovigen door hun doopselsacrament deel. Het algemeen priesterschap van de gelovigen wordt in Lumen gentium niet tegenover, maar naast het ministerieel, ambtelijk of hiërarchisch priesterschap geplaatst. Met andere woorden het gaat niet om een tegenstelling, maar om een complementariteit (ze vullen elkaar aan). Aan het éne priesterschap van Christus hebben alle gelovigen door het doopselsacrament deel. De priester is zelf dus ook lid van het volk van God. Als ambtsdrager vormt en bestuurt hij het priesterlijk volk door de gewijde macht die hij geniet. Hij staat in deze in dienst van het volk en draagt verantwoordelijkheid voor dit volk tegenover God. Gelovigen oefenen hun (algemeen) priesterschap uit door het ontvangen van de sacramenten, in gebed en dankzegging, in het getuigenis van een heilig leven, in de onthechting en daadwerkelijke liefde. Alle gedoopten dragen op eigen wijze en volgens eigen talenten bij tot de verkondiging van het Rijk van God in deze wereld en dit niet enkel op sacramenteel vlak. De jaren ‘60-‘70 Op het concilie werd daarover duchtig verder gediscussieerd. Johannes XXIII wou een grotere openheid.
Twee belangrijke verwachtingen werden niet ingelost:
1. de loskoppeling van het verplicht celibaat van het ‘seculier’ priesterschap (dus met andere woorden voor de seculiere priesters, niet voor de kloosterling-priesters), met als gevolg veel uittredingen. Verouderde opvattingen over seksualiteit, het ontbreken van jonge rolmodellen en kerkschandalen maken dus dat er niet alleen voor vrouwelijke religieuzen, maar ook voor priester weinig kandidaten zijn. In de Amazone-synode (2019) kwam een voorzichtige vraag om in afgelegen gebieden gehuwde mannen tot priester te wijden.
2. De tweede niet ingeloste verwachting was dat het concilie zich op een positieve wijze zou uitspreken over de anticonceptie. Ook dit thema werd door Paulus VI van de agenda gehaald. Met als gevolg dat de relatie tussen gelovigen en kerkleiding bij velen verbroken werd en de kerkpraktijk sterk verminderde. (Cf. ook de afwijzing van Humanae vitae’.)
In de euforie van Vaticanum II waren vele leken bereid om het heft in handen te nemen en zelf verantwoordelijkheid in de kerk op te nemen. Veel priesters vonden dit evenwel een aanslag op hun verantwoordelijkheid en macht (cf. het moeizaam oprichten soms van parochieraden). Het gevolg is dat het volk van God qua ledenaantal zowel in zijn algemeen als in zijn hiërarchisch priesterschap serieus is uitgedund, minstens in het noordelijk halfrond.
Maar toch! Toch zijn ook veel leken zich gaan inzetten voor parochiale catechese, werd de mogelijkheid geschapen om mannen tot diaken te wijden. Zo werd op een aantal plaatsen het ambtelijk priesterschap verzekerd.
Duidelijk is het dat er geen theologische argumenten zijn tegen gehuwd priesterschap
(cf. de Oosterse katholieke kerken waar ze bestaan; of de overgekomen Anglicaanse priesters die al gehuwd waren). Intussen zijn er duizenden gedoopten die taken en verantwoordelijkheden opnemen in parochies en pastorale eenheden, b.v. in begrafenisdiensten en ook in woorddiensten op zondag (in het bisdom Antwerpen als gemandateerde). De vraag is er waarom kunnen dergelijke mensen niet tot ‘voorganger’ worden aangesteld? In de vroege kerk was er het Smyrna-model waarbij er heel wat nadruk ligt op de lokale gemeenschap die haar voorgangers aanduidt. Er is zeker nog ruimte (ook vanuit Vaticanum II-teksten) om de lokale gemeenschap meer autonomie te geven (vrouwelijke diaconessen hebben bestaan). Talrijk ook zijn de mannen en vrouwen die zich vanuit hun christelijke bewogenheid inzetten in de zorg voor de zieken, de eenzamen, de vreemdelingen, de vluchtelingen en de uitgestotenen. (Cf. Sant’ Egidio). Besluit: Het algemeen priesterschap van de gelovigen is geen vrijblijvend label. Het bevat beloftes en uitdagingen. Een deel, daarvan zijn gerealiseerd.
Maar er is nog heel wat huiswerk!
Guido Debonnet
Zie ook notities A4 (pdf), notities A5 (pdf) en bijlage A4 (pdf), bijlage A5 (pdf)