Er is veel onrust in de wereld. Ik hoef hier niet te herhalen wat het welzijn van mensen bedreigt, noch de brandhaarden van oorlog die op verschillende plaatsen de mensheid en onze planeet in gevaar brengen. De spanningen lopen hoog op. Zestig jaar geleden publiceerde paus Johannes XXIII, midden in de Koude Oorlog, een van de belangrijkste encyclieken van de 20e eeuw: Pacem in Terris (Vrede op aarde). Hierin behandelde hij toen tal van vredesvraagstukken die nog steeds actueel zijn of opnieuw aan actualiteit winnen. Vrede veronderstelt waarheid, rechtvaardigheid, liefde en vrijheid.
Paus Franciscus gaat in dezelfde richting bij zijn aankondiging van het jubeljaar dat begint op 24 december 2024. Hij schrijft in Spes non confundit (De Hoop zal niet worden beschaamd): Is het een te grote droom om te hopen dat wapens zullen zwijgen en geen vernietiging en dood meer zullen zaaien? Moge het jubeljaar ons eraan herinneren dat vredestichters kinderen van God zullen worden genoemd (Mt. 5, 9). De urgentie van vrede daagt ons allen uit en vraagt om concrete acties. Moge de diplomatie zich onvermoeibaar inzetten om met moed en creativiteit elke kans te grijpen voor onderhandelingen die gericht zijn op een duurzame vrede.
Waar is je broer?
Het verhaal van Kain en Abel is meer dan een simpel sprookje met een verhaal. Het is een spegel die ons confronteert met de duistere kant van de mensheid.
De broedermoord die het begin markeert van de geschiedenis, spreekt tot ons door de eeuwen heen. De echo van de vraag "Waar is Abel, … je broer?" klinkt onverbiddelijk en confronteert ons met onze verantwoordelijkheid.
Het verhaal vormt een krachtige aanleiding om te reflecteren op de aard van broederschap in onze hedendaagse samenleving, of die nu lokaal, nationaal of internationaal is. In een wereld getekend door een ongebreidelde wapenwedloop, rijst de vraag: wat betekent het dat we miljarden geven aan wapens terwijl er al genoeg bestaan om de mensheid vele malen te vernietigen met een simpele druk op de knop? Ondanks deze absurde realiteit zetten we onvermoeibaar door. Op vele plaatsen in onze wereld worden steden, klinieken, scholen, universiteiten, kerken en moskeeën met meedogenloze efficiëntie vernietigd. Burgers, vrouwen, kinderen, ouderen en medisch personeel – niemand wordt ontzien. We – en die “we” geldt in oorlogstijden steeds voor alle strijdende partijen, onafhankelijk van wie “gelijk” of “ongelijk” heeft – (we) sturen massa's mensen naar de frontlinies, wetende dat velen nooit zullen terugkeren. Voelen we dat het steeds om mensen gaat?
Waar zijn we als mens mee bezig? Is er geen besef dat we allen deel uitmaken van dezelfde menselijke familie?
De immense middelen die nu geïnvesteerd worden aan oorlogsvoering, zouden kunnen worden aangewend om de honger de wereld uit te helpen. We zouden kunnen investeren in onderwijs en opvoeding tot vredelievende wereldburgers.
Een licht dat ons helpt
Maar we willen een woord horen dat – zelfs in het verhaal van Kaïn en Abel – een licht laat schijnen dat ons helpt. Om uit een moeilijke situatie te geraken moet je beginnen met inzicht te krijgen. De hele Bijbel gaat natuurlijk over de relatie tussen God en mens. Maar het impliceert een mensbeeld dat de gelovige met iedereen kan delen.
Tot die mensvisie behoort dat vrijheid onze bijzonderste schat is. Vrijheid is het grootste geschenk dat God aan de mens heeft gegeven.
Met die vrijheid krijgt de mens een onvervreemdbare verantwoordelijkheid: tegenover zichzelf, voor de ander en voor de planeet. Zelfs in de meest chaotische situaties kan onze vrijheid ons doen opstaan en opbouwen in plaats van te vernietigen; helen in plaats van te kwetsen. Niets doen is je vrijheid opgeven. De Bijbel dient als kompas, dat ons de weg wijst om menswaardig te leven, zonder de harde realiteit te ontkennen. De vrijheid is het grootste geschenk van God als we ze goed gebruiken. Ze is ook het noodlottigste als we ze misbruiken.
De vraag is hoe we onze droom van vrede en broederlijkheid kunnen voeden. Waar halen we de idee vandaan – en vooral de kracht – om tegen alle ontgoocheling en wanhoop in, een wereld te bouwen waarin het goed is voor de mens, voor iedere mens? Want er is veel kracht voor nodig. De tegenslagen zijn soms legio.
De hoeder van mijn broeder
Ik zoek de onderliggende betekenis van de vraag: “Waar is je broer?”. Wat kunnen we antwoorden aan Kaïn die opwerpt: “Moet ik soms waken over mijn broer?” “Ben ik zijn hoeder?” Het antwoord zit eigenlijk al in de vraag.
Kaïn en Abel brengen beiden een offer aan God. (Ik ontleen deze gedachten aan Jonathan SACKS, Genesis – Boek van het begin, Skandalon, 20223, p. 33-35)
Beiden vervullen ze dus hun religieuze plicht. De tekst is duidelijk: Kaïn “bracht de Heer een offer van de opbrengst van het land. Ook Abel bracht een offer”. Maar bij Abel zien we een belangrijk verschil met Kaïn. Alleen van hem wordt gezegd: “van de eerstgeboren dieren van zijn kudde offerde hij [Abel] de beste stukken vlees”. Abel geeft het beste van wat hij heeft. Hij offert niet alleen materiële zaken, maar hij legt er ook zijn hart en ziel in. En hierom wordt Abels offer door God wélgevallig ontvangen. Zijn broer Kaïn volvoert wel echt zijn plicht. Zijn uiterlijk gedrag is onberispelijk. Maar God wil Kaïn de onoprechtheid van zijn hart laten zien. Hij doet dit door Kaïns geschenk te weigeren.
Wanneer je iemand iets schenkt en die persoon het niet aanvaardt, ga je als schenker – zeker als je van die persoon echt houdt – jezelf in vraag stellen: waarom wordt mijn geschenk afgewezen? Wat heb ik gezegd of gedaan dat een barrière vormt? Maar als je relatie door eigenbelang gedreven is, dan krijgt je geschenk een andere betekenis: het is namelijk in de eerste plaats op jezelf gericht. Je geeft dat geschenk om de ander op de een of andere manier aan jou te binden. Met andere woorden: om hem of haar onder jouw controle te krijgen. Als die andere persoon je geschenk dan niet aanvaardt, wekt dat ongenoegen op, of zelfs woede. Welke reactie zien we bij Kaïn? We lezen letterlijk: “Op Kaïn heeft [God] geen acht geslagen; dat brandt hevig in Kaïn, en zijn gelaatstrekken vervallen” (v. 5 – Naardense Bijbel). Andre vertaling: “Zijn gezicht wordt grimmig” (Willbrordvertaling 1975). Kaïn wordt woedend, want zijn egoïsme is gekwetst. Het draait voor hem immers meer om zichzelf dan om de ander. En voor iemand die alleen aan zichzelf denkt, maakt het geen verschil of die ander nu God, een broer, zus of wie dan ook is. Hij “waakt” alleen over zichzelf. Hij staat in het centrum. Hij is zijn eigen hoeder. Hij voelt zich niet verantwoordelijk voor iemand anders.
Kaïn beoefent wel het offerritueel zoals dat in de meeste godsdiensten gebruikelijk is: om de godheid gunstig te stemmen, om iets van die godheid te verkrijgen (vruchtbaarheid, een goede oogst, succes, rijkdom, overwinning in de strijd…). Maar zo is God hier niet. Hij weigert Kaïns offer. En de woede van Kaïn onthult dat zijn offer niet onbaatzuchtig is. Kaïn toont in feite zijn ware aard: die van een egoïst. Hij is enkel op zichzelf gericht. Zijn offer is zelfs een vorm van geweld. Daarom kan hij niet verkroppen dat Abels offer wélgevallig is bij God. Later zal Jezus Abel de rechtvaardige noemen, wiens onschuldige bloed door Kaïn is vergoten (Mt 23, 45). In Jezus vinden we Abel terug. We doen dat ook in alle onschuldige slachtoffers.
Een spirituele crisis
De vraag die ons vandaag raakt is fundamenteel: met welke blik kijken we naar de ander?
Ben ik verblind door eigenbaat, waardoor ik mezelf van anderen afsluit? Lijdt mijn groep aan collectief egoïsme? Of heb ik daarentegen de blik van een broeder of zuster die over zijn medemens waakt, iemand die verbinding zoekt omwille van de relatie zelf, en niet uit eigenbelang.
Als deze broederlijke houding niet wordt nagestreefd – sociaal, politiek of anderszins – begeven we ons op een gevaarlijk pad. Een pad geplaveid met concurrentie, jaloezie en haat, wat leidt tot geweld en vernieling. De logica van de oorlog, kortom.
Kunnen we op sommige momenten in tijden van toenemende spanningen – zoals die nu in de wereld heersen – met onbaatzuchtige gebaren een brug slaan tussen mensen? Kunnen we, zoals de profeet Jesaja al zei, “wapens omsmeden tot ploegen”?
Het menselijk hart bezit een kracht die de meest verwoestende wapens overstijgt. Diezelfde kracht kan de wapenwedloop een halt toeroepen en ons leiden naar een toekomst gekenmerkt door positieve, menswaardige relaties. De crisis die de wereld doormaakt is in essentie een spirituele crisis. Wanneer wantrouwen en angst onze relaties vergiftigen, kweekt dit de overtuiging dat oorlog de enige uitweg is. De "logica van de omstandigheden" mondt dan onverbiddelijk uit in vernietiging, die vandaag de dag, in kleine of grote mate, steeds een vorm van zelfvernietiging inhoudt.
God stelt ons de dringende vraag: “Waar is je broer? Waar is je zus? Waar is je medemens?” Erkennen we de mens als het meest waardevolle dat er is? Oorlog is een keuze. Vrede is eveneens een keuze. Laten we, gedreven door onze gezamenlijke verantwoordelijkheid, onvermoeibaar streven naar rechtvaardigheid door middel van dialoog en diplomatie.
Onze dankbaarheid gaat uit naar allen die – zonder zichzelf te sparen – zich inzetten voor deze waarden op ieder niveau in onze maatschappij.
b.Lode