Naast het canonieke recht voor de universele Kerk kennen de plaatselijke Kerken (de kerkprovincie, de bisdommen) hun eigen regelgeving, het particuliere canonieke recht. Zo maken alle kerkprovincies hun eigen toepassingsbesluiten bij de Codex Iuris Canonici (CIC) en tal van eigen juridische en financiële regelingen.
C. 8§2 In toepassing van canon 8§2, worden de particuliere wetten en decreten die door de Bisschoppenconferentie van België worden afgekondigd door hun publicatie in Intercontact, het tijdschrift van het Interdiocesaan Centrum. Ze worden eveneens gepubliceerd op de officiële websites van de katholieke Kerk van België met name op dit ogenblik Kerknet (www.kerknet.be) en Cathobel (www.cathobel.be)
Pro manuscripto, 28 08 2017
C. 236 De vorming van kandidaten voor het permanent diaconaat geschiedt in samenkomsten, die minstens alle maanden plaatsvinden en dit gedurende drie jaar. De kandidaten zullen ingeleid worden in de verschillende theologische en kerkelijke vakken, volgens een programma door de diocesane bisschop goed te keuren.
Pro manuscripto, 26 03 1985
C.276 Vanaf hun wijding zijn de permanente diakens verplicht tot het bidden van het morgen- en avondgebed uit de liturgie der getijden.
Pro manuscripto, 26 03 1985
C.284 Steeds met inachtneming van de voorgeschreven kleding bij een liturgische celebratie, zullen clerici de soutane dragen of een donker pak met romeinse boord of kruisje.
Pro manuscripto, 28 10 1986
C.496 Bij de samenstelling van de priesterraad zullen de diocesane statuten rekening houden met wat hier volgt:
a) De verkozen leden zullen steeds een lichte meerderheid vormen;
b) Leden van rechtswege en met actief stemrecht zijn ondermeer de vicarissen-generaal, de president van het seminarie, een vertegenwoordiger van het kathedrale kapittel;
c) De bijgevoegde leden worden door de diocesane bisschop aangeduid, o.m. met het doel een beter evenwicht te bekomen in de vertegenwoordiging b.v. van de streken, de functies, de diocesane en reguliere geestelijkheid.
Pro manuscripto, 26 03 1985
C. 497 Zie C. 496
C. 502 De functies van het consultorencollege worden niet overgedragen naar het kathedrale kapittel.
Pro manuscripto, 26 03 1985
C. 522 Overeenkomstig de voorschriften van voormelde canon 522, heeft de bisschoppenconferentie een decreet uitgevaardigd dat door de Congregatie van de bisschoppen op 18 januari 1992 werd erkend en dat bepaalt dat ‘elke diocesane bisschop de pastoor van een parochie kan benoemen voor een hernieuwbare termijn van zes jaar’.
Pro manuscripto, 18 01 1992
C. 772 Ieder die op gelijk welke wijze godsdienstige of morele kwesties via radio of televisie behandelt, dient zich op gewetensvolle wijze van deze taak te kwijten. Als occasioneel kwesties worden besproken die controversieel zijn, moet eerlijk worden gespecifieerd of men in eigen naam spreekt ofwel een officieel standpunt weergeeft.
Pro manuscripto, 26 10 1986
Canon 788 § 3
Decreet over het catechumenaat
Het is de taak van de Bisschoppenconferentie om statuten uit te vaardigen tot ordening van het catechumenaat, door te bepalen wat door de catechumenen gedaan moet worden en door te definiëren welke voorrechten hun toegekend worden.
1. Elke persoon vanaf de leeftijd van 14 jaar die gedoopt wenst te worden in de Belgische kerkprovincie, dient de weg van het catechumenaat te volgen, zoals voorzien door de Orde van dienst voor de viering van de initiatiesacramenten voor volwassenen (ICLZ, vertaling ad experimentum van de Ordo initiationis Christianae Adultorum), het kerkelijk recht (cc. 206, 788, 1170, 1183 §1) en de Catechismus van de Katholieke Kerk (nrs. 1229-1233, 1247-1249). Vanaf de liturgische opname in de kerkgemeenschap door de ritus van de ‘opneming onder de geloofsleerlingen’ (Orde van dienst…, 14-15, 18) wordt een doopkandidaat catechumeen of geloofsleerling genoemd.
2. Bij de intrede in het catechumenaat van een kandidaat, wordt dit kenbaar gemaakt aan de bisschop en de door de bisschop benoemde verantwoordelijke voor het catechumenaat via de ‘pastorale inlichtingenfiche luik A’. Deze fiches worden in elk bisdom bijgehouden in één register van de catechumenen, dat wordt bijgehouden door de bevoegde dienst catechumenaat bij de diocesane Curie (CIC c. 788 §1).
3. Wanneer een kandidaat zich heeft aangemeld, vertrouwt de pastoor haar of zijn begeleiding toe aan een christen die in het parcours van het catechumenaat is ingewijd. Bij de intrede in het catechumenaat zal de begeleider, in overleg met de pastoor, een begeleidend groepje van gelovigen samenstellen rond de kandidaat. Bij het vorderen op de catechumenale weg zal de catechumeen stap voor stap worden geïntroduceerd in de plaatselijke christelijke gemeenschap.
4. Door hun inschrijving in het catechumenaat, verkrijgen de catechumenen het recht toegelaten te worden tot de liturgie van het Woord van God, en tot de andere liturgische vieringen die niet voorbehouden zijn voor christengelovigen. Zij mogen aanwezig zijn in de viering van de Eucharistie, maar zonder actief deel te nemen. Tot hun andere rechten behoren: het recht zegeningen te ontvangen (CIC c. 1170) en bepaalde sacramentaliën (palmtakken, asoplegging, kaarsen, scapulieren en medailles en kruisbeeld); het recht op een kerkelijke uitvaart (CIC c. 1183 §1, CCEO c. 875), het recht zoals elke gedoopte om een rechtsvordering in te stellen (CIC c. 1476 en CCEO c. 1134); zij kunnen zich inschrijven bij verenigingen en bewegingen van apostolaat, volgens de bepalingen van de Statuten (CIC c. 307 en CCEO c. 578); het recht zich in te schrijven in de Latijnse Kerk of in eender welke Oosterse Kerk sui juris (CCEO c. 588); het recht het doopsel te ontvangen wanneer dit gevraagd wordt door wie naar behoren zijn voorbereid om het te ontvangen (CIC c. 865 en CCEO c. 682 §1). In het geval zij een huwelijk zouden aangaan, tussen twee catechumenen of tussen een catechumeen en een gedoopte, dienen de voorschriften te worden gevolgd van de Orde van dienst voor de viering van het huwelijk.
5. Het komt de bisschop toe de catechumeen toe te laten tot het doopsel. Daartoe wordt voorafgaand aan de naamopgave en uitverkiezing de ‘pastorale inlichtingenfiche luik B’ bezorgd aan de bisschop of de door de bisschop benoemde verantwoordelijke voor het catechumenaat. De bisschop zal zijn beslissing onderscheiden op basis van dit schrijven, en/of in gesprek met de kandidaat, na raadpleging van de begeleid(st)ers.
6.1. De fasen en stappen in het catechumenaat dienen gevolgd zoals door de ritus aangegeven. De opname onder de geloofsleerlingen gebeurt wanneer de kandidaat er klaar voor is. Indien men dit wenselijk acht, kan deze doorgaan bij de start van het werkjaar van de parochie, bij een bijzondere activiteit van de gemeenschap of op de eerste adventszondag.
6.2. De tweede fase, van opname tot uitverkiezing, duurt normaal minstens een jaar opdat de catechumeen een volledig liturgisch jaar heeft meegemaakt en voldoende tijd heeft doorgemaakt voor bekering en groei. De uitverkiezing en naamopgave gebeurt liturgisch op de eerste zondag van de veertigdagentijd.
6.3 Tijdens de veertigdagentijd bevatten verschillende zondagen een ritus die eigen is aan het catechumenaat, meer in het bijzonder drie scrutinia die gebaseerd zijn op de evangelies van het liturgisch jaar A, en de overdracht (en weergave) van het Credo en het Onzevader.
7.De initiatiesacramenten worden toegediend in de paaswake. Drie modellen zijn hierbij mogelijk:
- Toediening van doopsel, vormsel en eucharistie door de bisschop in de bisschopskerk of in een andere kerk.
- Toediening van doopsel, vormsel en eucharistie door de daartoe door de diocesane bisschop gedelegeerde pastoor of een andere gedelegeerde priester in de parochie van de catechumeen.
- Toediening van doopsel en eerste communie door een priester of diaken in de parochie van de catechumeen tijdens de paaswake, gevolgd door het vormsel toegediend op Pinksteren door de bisschop in de bisschopskerk.
8. Na de toediening van de initiatiesacramenten in de Paaswake loopt tot Pinksteren de tijd van de mystagogie, waarin de neofiet verder ingroeit in de liturgie en de kerkgemeenschap. Ook daarna krijgen de pasgedoopten gedurende het eerste jaar een bijzondere aandacht.
9. De diocesane bisschop is de gewone bedienaar van het sacrament van het doopsel van volwassenen en van het vormsel, ook al kan hij hiertoe een hulpbisschop of priester (of voor het doopsel een diaken) mandateren. “Het doopsel van volwassenen, ten minste van hen die het veertiende levensjaar voltooid hebben, dient bij de diocesane bisschop gemeld te worden opdat het, indien hij dit opportuun oordeelt, door hem zelf toegediend wordt.” (CIC c. 863) Als de bisschop een hulpbisschop of priester mandateert voor het doopsel van een volwassene, is deze van rechtswege ook bevoegd om het vormsel toe te dienen aan deze dopeling. (CIC c. 883, 2°)
10. De concrete organisatie van het catechumenaat conform de vereisten van de Orde van dienst is een diocesane bevoegdheid, behalve voor wat wordt afgesproken in de Bisschoppenconferentie. Elk bisdom of vicariaat in onze kerkprovincie beschikt daartoe over een diocesane of vicariale dienst voor het catechumenaat, met een door de bisschop benoemde verantwoordelijke. Op interdiocesaan vlak ligt de bevoegdheid voor het catechumenaat bij de interdiocesane commissies voor catechese (ICC en CIC), die ook de interdiocesane commissies voor liturgie hierin kunnen betrekken.
11. Wanneer er twijfels bestaan of de huwelijks- of een andere levenssituatie van de catechumeen een beletsel vormt voor haar of zijn doopsel, neemt de bisschop, na afweging van de objectieve en subjectieve factoren, uiteindelijk een beslissing op basis van zijn “pastorale onderscheiding in functie van het spiritueel welzijn” van de kandidaat (Amoris Laetitia, nr. 249). Openheid en transparantie vanwege de catechumeen zelf zijn hierbij voorwaarden.
12. Van dit decreet kan worden afgeweken bij wijze van uitzondering, wanneer de pastorale, burgerlijke of menselijke situatie van de kandidaat dit vereist. De diocesane bisschop beslist desgevallend hierover.
Dit decreet gaat in op 1 september 2020, begin van het nieuwe pastorale jaar 2020-2021.
Pro manuscripto, 12 02 2020
C. 831 Om via radio of televisie over controversiële kwesties te spreken, of om op habituele wijze godsdienstige of morele aangelegenheden via deze media te behandelen, hebben clerici het verlof of het mandaat nodig van hun eigen Ordinaris; leden van religieuze instituten hebben het verlof of het mandaat nodig van de Ordinaris van de plaats waar zij wonen, en van de Overste die volgens hun constituties daartoe bevoegd is.
Pro manuscripto, 26 10 1986
C. 854 Het doopsel kan toegediend worden door begieting maar ook door onderdompeling.
Pro manuscripto, 26 03 1985
C. 877 De doopakte van een reeds geadopteerd kind zal de namen en voornamen vermelden van de adoptieouders, alsook deze van de natuurlijk ouders of, naargelang van het geval van een van dezen, voor zover ze het kind hebben erkend. Indien de adoptieprocedure volgt nadat het kind reeds gedoopt werd, zal men in de rand van de doopakte de namen en voornamen inschrijven van de adopterenden en de eventuele veranderingen in de naam en voornamen van het kind vermelden.
Pro manuscripto, 26 03 1985
C. 877§1 Vanaf 1 januari 2018 wordt het sacrament van het doopsel alleen nog ingeschreven in het doopregister van de parochie waar het doopsel plaatsvindt. In dat register worden voortaan ook het vormsel, het huwelijk, de wijding, de religieuze professie of een andere vermelding in verband met deze dopeling ingeschreven. Uit dat doopregister kan men een doopbewijs ontvangen
Vanaf 1 januari 2018, met ingang van de nieuwe regeling, vervalt de vroegere verplichting om een doopsel dat plaats vindt in een andere parochie dan de thuisparochie van de dopeling ook in te schrijven in het doopregister van de thuisparochie.
Het doopsel wordt genoteerd in het trouwboekje van de ouders.
Als herinnering aan de dag en de plaats van het doopsel ontvangt de dopeling een sacramentenkaart met deze gegevens, die de bisschoppen van België hiervoor aanreiken.
Deze sacramentenkaart is geen vervanging van het officiële doopbewijs. Als doopbewijs geldt alleen een uittreksel uit het doopregister dat door de parochie wordt bezorgd.
Voor de doopsels die voor 1 januari 2018 ingeschreven werden, geldt het doopregister van de thuisparochie als referentie. In dat register worden voor deze dopelingen het vormsel, het huwelijk, de wijding, de religieuze professie of een andere vermelding in verband met de dopeling ingeschreven. Uit dat doopregister kan de dopeling een doopbewijs ontvangen.
Wanneer blijkt dat de doop uitsluitend ingeschreven werd in het register van de plaats waar het doopsel gevierd werd, dan geldt dat doopregister als referentie en worden de vermeldingen zoals hierboven beschreven in dit register opgenomen.
Voor het bisdom Doornik zijn deze regels al van toepassing sinds 1 januari 2013.
Pro manuscripto 11 12 2017
C.891 De normale leeftijd voor het ontvangen van het vormselsacrament is 12 tot 14 jaar. De diocesane bisschop kan op deze regel uitzonderingen toestaan.
Pro manuscripto, 26 03 1985
C. 891 Het decreet van de Bisschoppenconferentie van 26 maart 1985, dat bij canon 891 de normale leeftijd voor het ontvangen van het sacrament van het vormsel tussen 12 tot 14 jaar aangeeft, wordt ingetrokken.
Rekening houdend met canon 891 en de pastorale ervaring in onze bisdommen, mag het sacrament van het vormsel worden toegediend na het bereiken van de jaren van het verstand – dus vanaf 7 jaar – (cf. canon 97§2).
Pro manuscripto, 28 08 2017
C. 952 De tarieven van de manuele missen worden verhoogd van € 5 tot € 7.
De tarieven van de kerkdiensten ingesteld bij beschikking onder levenden of bij testamentsverklaring: het aandeel van de celebrant wordt verhoogd van € 5 naar € 7, en het aandeel van de kerkfabriek wordt verhoogd van € 4 naar € 6 wat betreft een gelezen mis en van € 13 naar € 18 wat betreft een gezongen mis.
Pro manuscripto, 12 02 2009
C. 1067 Het pastoraal gesprek van de verloofden met de priester verloopt zoals aangeduid in het formulier in voege in de kerkprovincie. De huwelijksroepen zullen voortaan vervangen worden door een gebedsoproep ter intentie van de huwenden. Dit kan gebeuren bij de zondagscelebratie in de eigen parochie van de bruid en in die van de bruidegom. De pastoor oordeelt of in bepaalde gevallen die voorbede mag achterwege gelaten worden.
Pro manuscripto, 26 03 1985
C. 1067 Vanaf 1 januari 2018 wordt het nieuw HUWELIJKSFORMULIER (DOC. VII) gebruikt bij het onderzoek van de verloofden n.a.v. hun kerkelijk huwelijk.
De volgende huwelijksformulieren (met bijlagen) vervallen en mogen niet meer gebruikt worden
DOC. VII: Huwelijk
DOC. X: Gemengd huwelijk tussen gedoopten
DOC. XI: Huwelijk tussen katholiek en ongedoopte
Pro manuscripto, 09 03 2018
C. 1126 Ingevolge het Motu proprio Matrimonia mixta (1970) overgenomen in het huidige Wetboek, hebben de Belgische bisschoppen drie pastorale nota’s gepubliceerd (1970, 1971, 1972) waarin gezegd wordt: “In de plaats van de vroegere schriftelijke verklaring, af te leggen door de katholieke partner inzake doop en opvoeding van de kinderen, zal de priester voortaan bij het aanvragen van de dispensatie over het huwelijksbeletsel, aan de bisschop een verslag overmaken – en dit met medeweten van de verloofden – over het gesprek en over de opgenomen verplichting (Mocht de niet-katholieke partner bij dit voorbereidend gesprek niet aanwezig kunnen zijn, dan zal hij (zij) toch op de hoogte gebracht worden van deze belofte van trouw aan het katholiek geloof en de verplichtingen die er in het gezin uit voortvloeien” (Nota 1970, nr. 7; 1971, nr. 5).
Pro manuscripto, 28 10 1986
C. 1127 De pastorale nota’s (1970, 1971) en de herziene formulieren X en XI vermelden de nodige richtlijnen.
Pro manuscripto, 26 03 1985
C. 1236 Buiten het stenen altaar wordt ook een ander waardig en tevens stevig materiaal aanvaard.
Pro manuscripto 26 03 1985
C. 1246 Op grond van canon 5, handelend over gewoonten die sinds honderd jaar bestaan, blijven de verplichte feestdagen in ons land beperkt tot de vier volgende: Kerstmis, Hemelvaart van de Heer, Tenhemelopneming van Maria, Allerheiligen.
Pro manuscripto, 28 10 1986
C. 1253 Na het verschijnen van de Apostolische Constitutie Paenitemini (1966) hebben de Belgische bisschoppen een beslissing uitgevaardigd (1.11.1967) die ongewijzigd blijft. Volgens deze beslissing is het vasten voorgeschreven op Aswoensdag en Goede Vrijdag. De onthouding van het eten van vlees is niet meer verplichtend. “De vrijdag blijft evenwel een verplichte boetedag; dit wil zeggen dat alle gelovigen, vanaf de leeftijd van 14 jaar, zich op die dagen een boetewerk, naar eigen keuze, zullen opleggen”.
Pro manuscripto, 28 10 1986
C. 1262 De lijst van de verplichte omhalingen, door de Bisschoppenconferentie vastgelegd in de verschillende bisdommen en gepubliceerd, zijn verplichting in de kerken en kapellen.
Pro manuscripto 26 03 1985
C. 1292 In canon 1292 §1 en 2 , wordt bepaald wie de bevoegde overheid is bij het vervreemden van kerkelijke goederen. Een minimum- en een maximumsom moet door elke Bisschoppenconferentie voor haar gebied vastgesteld worden. Wordt de minimumsom overschreden, dan is de bevoegde instantie de diocesane bisschop als het gaat om rechtspersonen die hem onderworpen zijn; bij andere rechtspersonen wordt de bevoegde overheid door de eigen statuten bepaald. Wordt de maximumsom overschreden, dan is voor de geldigheid van de vervreemding bovendien verlof van de H. Stoel vereist.
De economische omstandigheden zijn door de inflatie sterk veranderd sedert het decreet van 28 oktober 1986 dat de minimumsom vaststelde op 10.000.000 BF (€ 346.500) en de maximumsom op 1.000.000.000 BF (€ 3 465 000), gekoppeld aan de index.
Op de vergadering van de Bisschoppenconferentie van België van 10 november 2005 werd in herziening van het decreet van 28 oktober 1986 de minimumsom vastgesteld op € 200.000 en de maximumsom op € 2 000 000 Deze bedragen zullen niet geïndexeerd worden.
Pro manuscripto, 16 02 2006
C. 1421 Het ambt van rechter kan aan een leek worden toevertrouwd.
Pro manuscripto, 26 03 1985
C. 1423 Oprichting Interdiocesane Rechtbank van Eerste Instantie in Gent voor Nederlandstalige zaken.
- Ad normam canonis 1423 C.I.C. Nos infrascripti Archiepiscopus Mechliniensis-Bruxellensis atque Episcopi Antverpinsdis, Brugensis, Gandavensis et Hasseletensis, obtento die 9 novembris 2002 ‘nihil obstat’ a Signatura Apostolica, Tribunal Interdioecesanum primae instantiae erigimus.
- Nomen huius Tribunalis vulgo est : INTERDIOCESANE RECHTBANK VAN EERSTE INSTANTIE.
- Sedes huius Tribunalis in civitate Gandavensi (GENT) collocatur.
- Hoc Tribunal competens est ad cognoscendas ac definiendas omnes causas iudiciales a iure expresse non acceptas, scilicet, causas nullitatis matrimonii, sive per processusm ordinarium sive ad normam canonum 1686-1688 pertractandas, causas separationis coniugum aliasque causas contentiosas, necnon causas poenales, fidelium praedictarum dioecesium necnon vicariatuum lingae neerlandicae archidiocesis Mechliniensis-Bruxellensis.
- Firma manente facultate provocandi pro altera instantia ad Rotam Romanan (Const. Ap. Pastor Bonus, art. 128, n.1; cfr. Quoque can. 1444§1, n.1) a causis pretactabis in primo iurisdictionis gradu apud hoc Tribunal fit appellatio ad Forum Interdioecasanum Antverpiense appellationis iam probatum a Signatura Apostolica inde ab anno 1994 (cfr. Prot. N. 4027/1/1994 SAT).
- Viso canone 1423, Moderator novi Tribunalis primae instantiae cui ‘competunt omnes potestates quas Episcopus dioecasanus habet circa proprium tribunal’ designatur Excellentissimus DominusA. Luysterman, Episcopus Gandavanesis.
- Vicarius iudicialis, Vicarii iudiciales adiuncti , Iudices, Defensores vinculi, Promotores Iustitiae necnon eorum substituti ab Episcopis dioecesium, quae hoc Tribunalk efformant, ad maiorem partem absolutam suffragiorum, constituuntur. Hi iudices et ministri nominantur ad quinquennium et iterum constitui poterunt. Moderator, tamen, in casu urgenti facultate gaudeat eos nominandi, de consensu proprii Ordinarii, donec idem coetus Episcoporum de re videat. Ceteri ministri a Moderatore constituuntur ad normam iuris.
- Expensae Tribunalis a singulis dioecesibus modo proportonato solventur.
- De stau ac activitate Tribunalis Interdioecesani quotannis realtio exhibetitur Supremo Signaturae Apostolicae Tribunali.
- Hoc Tribunal primae instantiae vigere incipiet die statuenda post obtentam approbationem Sanctae Sedis.
Pro manuscripto 08 05 2003
Gelet op de oprichting door de aartsbisschop van Mechelen-Brussel en de bisschoppen van Antwerpen, Brugge, Gent en Hasselt van een Interdiocesane Rechtbank van Eerste Instantie (decreet van 8 mei 2003)
Gelet op het decreet van het Supremum Tribunal Signaturae Apostolicae van 10 januari 2004 (Prot. N. 4024/2004 SAT) waarbij goedkeuring wordt verleend aan de oprichting van een Interdiocesane Rechtbank van Eerste Instantie,
Gelet op de noodzaak om de datum van inwerkintreding van de Interdiocesane Rechtbank van Eerste Instantie vast te stellen en een regeling te treffen voor de afhandeling van de zaken die in eerste instantie hangende zijn bij de diocesane rechtbanken,
Beslissen de bisschoppen die ondertekenen:
Art. 1 De Interdiocesane Rechtbank van Eerste Instantie treedt in werking op 1 april 2004.
Art.2 De Nederlandstalige zaken die hangende zijn (in de zin van can. 1512, 5° Wetboek van Kerkelijk Recht) bij de diocesane rechtbank van Mechelen-Brussel en de zaken die hangende zijn (in de zin van can. 1512, 5° Wetboek van Kerkelijk Recht) bij de diocesane rechtbanken van de bisdommen Antwerpen, Brugge, Gent en Hasselt worden afgehandeld door deze rechtbanken.
Art.3 De zaken die voorafgaand aan 1 april 2004 door de Interdiocesane Rechtbank van Eerste Instanatie ontvankelijk werden verklaard, worden door deze rechtbank afgehandeld.
Art.4 Dit decreet wordt meegedeeld aan de voorzitters van de diocesane rechtbanken en aan de moderator van de Interdiocesane Rechtbank van Eerste Instantie.
Art.5 Dit decreet heeft onmiddellijke gelding.
Pro manuscripto, 01 04 2004
C. 1439 Oprichting Interdiocesane Rechtbank van Tweede Instantie voor Nederlandstalige zaken.
- Ad norman can. 1439, § 2, CIC, Nos infrascripti Episcopi Provinciae Ecclesiasticae Mechliniensis-Bruxellensis, obtenta die 11 ianuarii 1994 approbatione ex parte Supremi Signaturae Apostolicae Tribunalis, Tribunal Interdioecesanum secundae instantiae erigimus.
- Nomen huius Tribunalis vulgo est: Interdiocesane rechtbank van Tweede Instantie.
- Hoc Tribunal competens est ad cognoscendas ac definiendas causas cuiusvis generis in altero iurisdictionis gradu, incolumi semper manente facultate provocandi pro secunda instantia ad Tribunal Rotae Romanae iuxta can. 1444, § 1, Codicis Iuris Canonici.
- Hoc Tribunal iudicat causas quae a Tribunalibus infrascriptis primae instantiae diiudicatae fuerint et ad illud per appellationem legitimam deferantur: dioecesis Antverpiensis, Brugensis, Gandavensis et Hasseletensis, necnon vicariatuum linguae neerlandicae archidioecesis Mechliniensis-Bruxellensis.
- Designatio, ad norman can. 1439, § 3, CIC, Moderatoris huius Tribunalis cui “omnes competent potestates quas Episcopus dioecesanus habet circa suum tribunal”, semper quamprimum significabitur Supremo Tribunali Signaturae Apostolicae.
- Sedes huius Tribunalis appellationis in civitate Antwerpen collocatur.
- Administri Tribunalis a coetu Episcoporum interesse habentium ad tempus determinatum nominantur.
- Expensae huius Tribunalis secundae instantiae a singulis dioecesibus modo proportionato solventur.
- Hoc Tribunal secundae instantiae vigere incipiet die 1 aprilis 1994. Quoad regimen causarum nunc in altera instantia pendentium, servetur art. 22 “Normarum pro Tribunalibus Interdioecesanis vel Regionalibus aut Interregionalibus” a Supremo Signaturae Apostolicae Tribunali editarum die 28 decembris 1970 (in AAS 63, 1971, pp. 486-492).
Pro manuscripto, 15 03 1994
C. 1423 et 1439
- En application des canons 1423 et 1439 du Code de droit canonique, Nous soussignés Godfried, cardinal Danneels, Archevêque de Malines-Bruxelles et Évêque aux Armées, André-Mutien Léonard, Évêque de Namur, Aloïs Jousten, Évêque de Liège et Guy Harpigny, Évêque de Tournai, après avoir obtenu le 6 septembre 2004 le nihil obstat de la Signature Apostolique, érigeons deux Tribunaux Interdiocésains : un Tribunal Interdiocésain de première instance dont le siège est à Namur et un Tribunal Interdiocésain de seconde instance dont le siège est à Tournai, pour l’Archidiocèse de Malines-Bruxelles : Vicariat du Brabant Wallon et causes en langue française du Vicariat de Bruxelles, pour les Diocèses de Namur, Liège et Tournai, pour les causes en langue française du Diocèse aux Armées
- Ces Tribunaux ont compétence pour connaître et juger toutes les causes judiciaires non expressément réservées par le droit c’est-à-dire les causes matrimoniales par procès ordinaire ou selon la procédure des canons 1686 à 1688, les causes de séparation des conjoints, les autres causes contentieuses et les causes pénales.
- Restant sauve la faculté de déférer à la Rote romaine les causes en seconde instance (Pastor Bonus 128,1 et CJC 1444 §1,1), les causes jugées en première instance par le Tribunal Interdiocésain de Namur seront jugées en appel à Tournai.
- Vus les canons 1423 §1 et 1439 §3, chaque Tribunal Interdiocésain aura un Évêque modérateur désigné pour cinq ans par les Évêques diocésains, avec l’accord du Tribunal Suprême de la Signature Apostolique. Les deux Tribunaux Interdiocésains peuvent avoir le même Évêque modérateur.
- Pour ces deux Tribunaux Interdiocésains, le Vicaire judiciaire, les Vicaires judiciaires adjoints, les Juges, les Défenseurs du lien, les Promoteurs de Justice et ceux qui en tiennent lieu seront désignés par les Évêques diocésains à la majorité absolue des suffrages. Ces juges et ministres seront nommés pour cinq ans. Dans les cas urgents, l’Évêque modérateur peut les nommer lui-même, avec le consentement de leur Ordinaire, jusqu’à ce que le cœtus des Évêques connaisse de la chose. D’autres ministres pourront être nommés par l’Évêque modérateur selon le droit.
- Dans chaque circonscription, l’Évêque diocésain pourra approuver des auditeurs (canon 1428) et nommer des notaires (canon 1437) dont la tâche sera d’exécuter les mandats qui leur seront confiés par le Tribunal Interdiocésain ou les autres Tribunaux ecclésiastiques, principalement pour introduire les actes et instruire les causes.
- Les dépenses de chaque Tribunal seront supportées proportionnellement par chaque diocèse.
- Chaque année, un rapport sera envoyé à la Signature Apostolique sur l’état et les activités des deux Tribunaux Interdiocésains.
- Chaque Tribunal Interdiocésain entrera en fonction le 1er janvier 2005, sous réserve d’avoir reçu pour cette date l’approbation du Saint-Siège.
- Disposition transitoire:
- Les causes en cours avant le 1er janvier 2005 seront poursuivies et menées à leur terme, dans leur degré d’instance, par les tribunaux diocésains devant lesquels elles ont été introduites.
- Les causes de première instance jugées et publiées à partir du 11 décembre 2004 seront déférées, par appel ou transmission d’office, au Tribunal interdiocésain de seconde instance.
Pro manuscripto, 14 10 2004