Leerverslag vormingsavonden Eerste Johannesbrief - mei 2025 | Kerknet
Overslaan en naar de inhoud gaan

Recent bezocht

Bekijk je recent bezochte microsites, auteurs en thema's
kerknet
  • Hulp
  • Startpagina portaal
  • Mijn parochie
  • Aanmelden of registreren
Menu
  • Startpagina
  • Kerk
  • Vieringen
  • Shop
  • Zoeken
CCV Antwerpen

CCV Antwerpen

  • Startpagina
  • Contacten
  • Zoeken
  • Meer
    • Zoeken
    • Over CCV Aanbod De vraag van de week Elektronische nieuwsbrief Liturgie en catechese Meer info over basisvorming gebedsleider basisvorming gebedsleiders bij uitvaarten Bijbel Schrijf je in: Jezus in Joodse ogen Cultuur Diaconie en solidariteit Meer info Rita Boeren Vorming i.s.m. partners Gemeenschapsopbouw Spiritualiteit vorming voor zorgpastores meer info Inge Schellekens Vormingsplatform bisdom Antwerpen Aan de slag met Best practices E-Learning Partners CCV in Vlaanderen en Brussel Privacyverklaring CCV Steun CCV Antwerpen Materiaal Inspiratiemap pastoraal project Handelingen

Leerverslag vormingsavonden Eerste Johannesbrief - mei 2025

icon-icon-artikel
Gepubliceerd op woensdag 18 juni 2025 - 14:57
Afdrukken

Algemeen

Het was een genoegen om met een twintigtal deelnemers gedurende drie avonden de Eerste Johannesbrief te lezen. We begonnen met het hardop voordragen van de tekst. Het is een kunst om de tekst eerst onbevangen over je heen te laten komen. Bovendien merk je andere dingen op wanneer je de tekst in zijn geheel hoort. Iemands eerste reactie na de voordracht luidde: alle ‘dimensies’ van het evangelie (als genre) komen ook in deze brief voor!
Zowel bij het lezen als bij het voorlezen hielp het ook dat we de tekst kolometrisch ingedeeld hadden, in de meest kleine grammaticale eenheden. Zulk een indeling past ook heel goed bij  het mijmerend en bijna zangerig karakter van de brief.
Maar gaat het hier om een echte brief? De gangbare gebruiken (openingsformule, slotformule enz.), zoals we die aantreffen in de brieven van Paulus, zijn hier niet aanwezig. Anderzijds worden de bestemmelingen steeds concreet aangesproken (‘geliefden’, ‘broeders en zusters’). Zowel in taal als stijl als woordkeuze en vorm hebben we hier te maken met een geheel eigen versie van het genre ‘brief’, zoveel is duidelijk. Je krijgt er maar meer vat op als je de tekst leest en herleest en herleest.
We sommen enkele punten op die ons bij dit proces van lezen, herlezen en interpreteren zijn opgevallen:

  1. Hoewel God (als ‘Vader’, als ‘Licht’, als ‘Liefde’) ook in de brief alles ‘omvat’, is de focus van de auteur toch heel duidelijk gericht op Jezus en de wijze waarop Jezus in zijn eenheid met de Vader gezien moet worden. God is licht, en Jezus heeft dit licht doen schijnen en daardoor de kracht van de zonde (‘duisternis’) teniet gedaan. De persoon van Jezus is daarmee volstrekt uniek en onvergelijkbaar. Hij komt van bij de Vader en is naar de vader teruggekeerd. Wie God wil ‘kennen’ (Grieks: ginôskein) kan niet om Jezus heen.
  2. De komst van Jezus heeft een nieuwe gemeenschap tussen mensen mogelijk gemaakt. Zij zijn voortaan elkaars ‘broeders en zusters’, en als zodanig volkomen gelijkwaardig. Er is geen hiërarchie meer van ‘de grootsten’ tegenover ‘de kleinsten’. De nieuwe gemeenschap, geworteld in het Christusmysterie, verwerkelijkt zich in concrete onderlinge solidariteit. In de brief ligt de focus hierbij vooral en vooreerst op de solidariteit binnen de eigen gemeenschap.
  3. De houding van wie zijn gaan ‘geloven’ (Grieks: pisteuein) is als het om ‘de wereld’ (Grieks: kosmos) gaat ambivalent. Enerzijds is ‘de wereld’ de plaats waar geen ruimte is om Jezus te kennen en te erkennen als wie Hij is, anderzijds is de wereld voorwerp van zorg en redding (1 Joh 2,2). ‘De wereld’ is vervuld van ‘begeerte, inhaligheid en pronkzucht’ (1 Joh 2,16) en brengt ‘valse profeten’ voort (1 Joh 4,1) en is in de macht van ‘de Boze’ (1 Joh 5,19).
  4. De nieuwe gemeenschap loopt echter gevaar: ze dreigt verscheurd te worden door mensen die het evangelie verdraaien en de ware aard van Jezus ‘de christus’ ontkennen.  Zij worden daarom ‘antichristen’ (1 Joh 2,18) genoemd, leugenaars (1 Joh 2,22; 4,20) en ‘valse profeten’ (1 Joh 4,1).
  5. De nieuwe gemeenschap, geënt op de nieuwe liefde die zich geopenbaard heeft in Jezus Christus, moet zich dan ook wapenen tegen de werken van de Tegenstrever (Grieks: diabolos - ‘verdeler, uiteendrijver’). De Tegenstrever probeert de eenheid en onderlinge solidariteit teniet te doen. ioj HijHij zet aan tot haat, niet tot (de nieuwe) liefde (Grieks: agapè).
  6. Voor wie geloven is er echter hoop: want Jezus zal komen, en zijn leerlingen kunnen er zeker van zijn dat zij zich dan niet zullen hoeven te schamen (1 Joh 2,28).
  7. Om de onderlinge eenheid te bewaren en te bevorderen, is er de kracht van het gebed. Wanneer een broeder of zuster zich laat verleiden tot de zonde, moet men voor hem of haar bidden. Het gebed zal levengevend zijn (1 Joh 5,16).

Wat in de brief aldus nadruk krijgt:

  • De nieuwe liefde van God (Grieks: agapè / agapan) was eerder onbekend, maar heeft zich nu geopenbaard in Jezus. Elkaar ‘liefhebben’ heeft voortaan een nieuwe betekenis en wordt daarom ‘een nieuw gebod’ genoemd (1 Joh 2,8; 3,23; 4,9.21).
  • De christologie in deze brief gaat primair uit van het ‘zoonschap’ van Jezus: Hij is de Zoon, zoals God de Vader is. De Vader en de Zoon zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.
  • Het optreden van de ‘antichristen’ luidt volgens de schrijver van de brief ‘het laatste uur’ in (1 Joh 2,18). Juist in deze kritieke tijd moeten zij die ‘naar waarheid geloven’ op hun hoede zijn en alles op alles zetten om de nieuwe gemeenschap te behoeden en te bewaren.

Wat achterwege blijft:

  • In tegenstelling tot het Johannesevangelie vinden we in 1 Joh geen expliciete of impliciete citaten naar de Schriften. Dat is opmerkelijk! Er zijn wel veel woorden en zegswijzen die hun parallel hebben in het Johannesevangelie. Eenmaal vinden we een allusie op de Schriften, wanneer de schrijver spreekt over ‘Kaïn, die voortkwam uit hem die het kwaad zelf is’ (1 Joh 3,12).[1] Heeft dit te maken met de specifieke focus van de brief: de gerichtheid op het herstel van de eenheid van de Johanneïsche gemeente?

2. De opbouw van de brief

Wie de brief voor het eerst leest of hoort, lijkt daarin moeilijk een structuur te kunnen ontwaren. De taal is evocatief, appellerend, bijna poëtisch. De redenering is niet rechtlijnig, maar lijkt zichzelf gaandeweg te vinden – zoals gebeurt bij iemand die hardop denkt. Frasen en wendingen komen keer op keer terug, met telkens nieuwe aanzetten of verbindingen. Niettemin heeft de Bijbelgeleerde Maarten Menken een structuur gevonden die kan helpen om het zigzaggende karakter van de brief helderder voor ogen te krijgen. Hij onderscheidt een proloog (1,1-4) en een epiloog (5,13-21), twee fragmenten over ‘Jezus’ dood en de reiniging van de zonden’ in 1,5-10 en 5,6-12, twee fragmenten over het belang van het doen van de geboden en de nieuwe liefde in 2,1-17 en 4,7-5,5, twee fragmenten over de tegenstrevers in 2,18-27 en 4,1-6, en twee fragmenten over het nieuwe leven van de Jezusgelovigen en de daarmee samenhangende verplichtingen in 2,28-3,10 en 3,11-24. Deze ‘fragmenten’ onthullen een concentrisch patroon (A, B, C, D, E – E’, D’, C’, B’, A’). Niet iedereen zal de indeling van de brief op deze manier aannemen, maar het heeft ons tijdens het leerhuis wel geholpen om de brief op een enigszins gestructureerde manier samen te lezen en te interpreteren. Een dergelijke structurering is dan ook niet meer dan een hulpmiddel.

3. Thema’s die wij hebben besproken

Tijdens de drie leerhuisavonden hebben we de brief van A tot Z gelezen, in een soort van close reading. Met de vinger bij de tekst, en als het ware bij elk woord. Het is een permanente oefening om de tekst te ontdoen van zijn vanzelfsprekendheid (‘deconstructie’), en vragen te stellen naar de betekenis. Soms is het dan nodig andere vertalingen te raadplegen of te kijken naar de wijze waarop het in het Grieks staat (de ‘gereconstrueerde’ brontekst volgens Nestle-Aland).

  1. De schrijver van de brief stelt zich op als een autoriteit.

De schrijver van de brief beroept zich op wat hijzelf gehoord en gezien en aanschouwd heeft ‘vanaf het begin’ (1 Joh 1,1). De verkondiging van Jezus – wat Jezus zelf zei – werd doorgegeven aan zijn eerste leerlingen die met hem geleefd hebben (1,5a). Op grond hiervan zijn deze oor- en ooggetuigen fundament voor de juiste verkondiging van het evangelie (‘een vreugdevolle boodschap’). Op het einde van de brief bevestigt de auteur zijn autoriteit (5,13). Dit apostolisch fundament geeft zekerheid en geloofwaardigheid, en bevestigt de juiste betekenis van de autoriteit als een bevoegdheid die van elders komt en die ontvangen is, en ook doorgegeven zal moeten worden. In dit verband wordt wel de mogelijkheid geopperd dat de schrijver zelf een directe leerling is van ‘de beminde leerling’ uit het Johannesevangelie (JohEv).

  1. Sterke woorden

Er komen in deze eerste Johannesbrief een aantal woorden voor die regelmatig terugkeren en die een bijzondere betekenis krijgen binnen het verband van de brief, in samenhang met de taalwereld van JohEv. We noemen enkele van deze kernwoorden die we van naderbij hebben bekeken:

  • ‘Liefde/liefhebben’: voor het woord liefde gebruikt de schrijver niet de woorden erôs of filia, maar het Griekse woord agapè.[2] Dit laatste woord was in de eerste eeuw van onze jaartelling niet erg gangbaar. De schrijver ‘leent’ dit tamelijk onbekende woord om het met een specifieke betekenis te vullen. Niet de dynamisch-lichamelijke liefde (erôs) en ook niet de liefde van de uitverkiezing zoals bij een vriendschap (filia), maar ‘de nieuwe liefde’ die nu aan het licht is gekomen bij het verschijnen van Jezus de christus (agapè). Lees de sterke tekst 1 Joh 4,7-5,5!
  • Wie ‘uit God geboren/herboren is’, heeft een innerlijke zekerheid verworven die zich uit in de vrijmoedigheid van handelen en spreken. Het Griekse woord voor vrijmoedigheid is parrèsia. Die ‘vrijmoedigheid’ zal de Jezusvolgelingen begeleiden wanneer hun Heer opnieuw verschijnt, bij zijn komst (Grieks: parousia) – zie 1 Joh 2,28). In een andere formulering: in wie de liefde ‘tot volmaaktheid is gekomen’, kan de dag van het oordeel ‘met vrijmoedigheid’ tegemoet zien (4,17). In dezelfde context bevestigt de schrijver dat ‘liefde (agapè) geen ruimte laat voor angst’ (4,18). Wie Jezus heeft ontmoet als de nieuwe werkelijkheid van ‘eeuwig leven’ (5,11) leeft vanuit een grote en sterke innerlijke vrijheid.
  • Een opvallende formulering die de schrijver graag gebruikt is de wending ‘het doen van gerechtigheid’ (2,29; 3,7) of ‘het doen van de geboden’ (5,2) Dit is een typisch joodse zegswijze. Helaas is deze wending in de vertaling van NBV21 afgezwakt tot bijvoorbeeld ‘rechtvaardig leven’. Het gaat hier niet om een globaal idee van hoe men rechtvaardig kan leven, maar over het ‘doen van rechtvaardigheid’ of het ‘doen van de geboden’. Dit ‘doen’ speelt zich op ieder moment af, in zoverre we dagelijks voor situaties komen te staan waarin we keuzes moeten maken die met ‘rechtvaardigheid’ of ‘de liefde’ (agapè) van doen hebben. Het Johannesevangelie heeft een onmiskenbaar joods karakter, voor de Johannesbrief geldt dat in zekere zin ook, maar daar ligt het meer verscholen.
  • Typisch voor het woordgebruik van de schrijver van 1 Joh is de term ‘antichrist’ (Grieks: antichristos, in 2,18 in het meervoud). Om die reden vertalen we 2,22 inderdaad het best als ‘Bestaat er een grotere leugenaar dan iemand die ontkent dat Jezus de christus is’ (in plaats van: ‘dat Jezus de messias is’). De antichrist is de tegenpool van Jezus zelf: hij ontkent dat Jezus de gezalfde van God is, de davidische koning, de langverwachte joodse messias. De tegenstrevers – die dus het etiket ‘antichristen’ krijgen opgeplakt – lijken daarmee uit vooral niet-joodse kringen te komen. Zij vervreemden Jezus van zijn joodse wortels en hebben de gemeenschap dan ‘gelukkig’ ook verlaten (2,19). In contrast met hen worden de gelovigen die ‘gebleven’ zijn, aangesproken als degenen die ‘door Hem die heilig is gezalfd zijn’ (Grieks: chrisma echete – ‘de zalving hebben’; 2,20.27). Die zalving heeft te maken met de gave van de heilige Geest (3,24; 4,13).
  • Dat de heilige Geest werkzaam is, kan afgeleid worden uit de mate waarin de leerlingen de juiste belijdenis afleggen. Indien zij belijden dat Jezus de christus is, dat hij de Zoon is die van bij de Vader komt en dat ‘Jezus Christus als mens gekomen is’ (Grieks: en sarki – ‘in het vlees’), dan geven zij er blijk van dat de Geest in hem of haar woont (zie 2,22-23; 4,2; 5,1.6). Wie het tegenovergestelde beweert, geeft er blijk van dat de Geest niet in hem of haar woont (4,3). De juiste belijdenis scheidt de echte Jezusleerlingen van de valse profeten. Die ‘onderscheiding van de geesten’ blijft een actueel gegeven voor de opbouw van de gemeenschap en haar eenheid.

Deze ‘juiste belijdenis’ van Jezus als ‘de christus’ en als ‘de Zoon’ moet geverifieerd worden door de ‘juiste daden’: het doen van de gerechtigheid en het doen van de geboden. Het ultieme en ‘nieuwe’ gebod staat daarbij vooraan: wie zegt God lief te hebben, maar zijn broeder of zuster haat, heeft de liefde niet in zich en kan daardoor noch God noch Jezus echt ‘kennen’ (zie 1 Joh 3,14-15.21-24 en 4,11-12; verder ook 2,4.9).

  • De tegenstrevers worden wel vergeleken met de ‘docetisten’, dat wil zeggen met hen die ervan uitgaan dat Jezus, wanneer hij van bij God komt, onmogelijk echt mens geworden kan zijn; hij is slechts in schijn mens geworden, en vóór de kruisiging heeft Hij het lichaam weer verlaten. Zij erkennen geen kruis en dus ook geen dood (‘bloed’) die de zonden verzoend heeft. Zij zijn door de ware ‘kennis’ (Grieks: gnôsis) verlost en leven als ‘verlichten’ die zich niets meer hoeven aan te trekken van broeders of zusters die blijkbaar nog niet ‘verlicht’ zijn. Het blijft moeilijk om werkelijk te achterhalen hoe het wereldbeeld van de tegenstrevers er precies uitzag. Maar de ‘christologische kwestie’ zal nooit meer van de agenda van het wereldwijde christendom verdwijnen. Ook in die zin blijft de eerste Johannesbrief zijn relevantie behouden.
  • Is de johanneïsche gemeenschap een (te) gesloten gemeenschap? Die vraag drong zich toch af en toe bij ons op. Er is een duidelijke scheiding tussen wie leeft ‘in de duisternis’ en wie leeft ‘in het licht’ (1,5-10). De ‘wereld’ kent de volgelingen van Jezus niet (3,1) en heeft geen weet van de nieuwe liefde (agapè). Ook binnen de eigen gemeenschap bestaat er een duidelijke scheiding: wie niet de juiste belijdenis kent, is een antichrist of valse profeet. Loopt de johanneïsche gemeenschap daarmee niet het gevaar in een zelfgekozen isolement terecht te komen?
  • Bovenstaande vraag kan uitgebreid worden naar de vraag naar de verhouding tussen de johanneïsche gemeenschappen en de petrinische gemeenschappen. Is er voldoende dialoog met ‘de kerk van Petrus’? Lopen de johanneïsche gemeenschappen niet het gevaar als te sektarisch weggezet te worden?

4. De doorwerking van de johanneïsche literatuur: Wirkungsgeschichte

Het evangelie volgens Johannes en de eerste Johannesbrief zijn zonder meer uniek. De johanneïsche gemeenten zijn opgegaan in de Kerk van Petrus, maar hun erfgoed is bewaard gebleven tot op de dag van vandaag. Sterker: het evangelie heeft een enorme invloed gehad, zowel op het theologisch denken in de Latijnse en Oosterse kerken, als in allerlei bewegingen en stromingen die onder de brede noemer van de ‘gnostiek’ vallen. Het Evangelie van Maria Magdalena, het Evangelie van Filippus’ of een geschrift als Pistis Sophia laten zien hoe belangrijk de doorwerking van het johanneïsche denken is geweest. Bijbelexegeet Maria de Groot heeft ons laten zien wat het belang van die stroming is, die vrouwen vaak meer aanspreekt en die volgens haar een aanvulling kan/moet zijn op de meer dogmatisch georiënteerde petrinische kerken. Deze brede doorwerking behoort tot het studieterrein van de Wirkungsgeschichte. Zowel met het Johannesevangelie als met de eerste Johannesbrief staan we aan de poort van een onmetelijke ontdekkingsreis. Dit vraagt om een geest van openheid, nieuwsgierigheid en breeddenkendheid.
Maar er is ook een schaduwzijde aan de Wirkungsgeschichte van de johanneïsche literatuur. De polemische teksten uit het eerste deel van het evangelie (1-12) alsmede het johanneïsche passieverhaal (18-19) hebben door een eenzijdige lezing bijgedragen aan een eeuwenoud anti-judaïstisch denken. We staan ook vandaag nog voor de dringende opdracht om de johanneïsche literatuur anders te gaan lezen, waarbij we ons eerst bewust moeten worden van onze eigen leesbril en van onze eenzijdige benadering.

5. God is liefde?

Bij aanvang van ons leerhuis (drie avonden) hebben we de vraag gesteld: wat bedoelt de schrijver met de uitspraak dat ‘God liefde is’? We hebben nagedacht over de keuze voor de woordgroep agapè/agapan, en de nieuwe betekenissen waarmee deze woorden gevuld konden worden. Dat God ‘liefde is’ (agapè) moet gelezen worden binnen de context van Gods zelfopenbaring in Jezus. Dit betekent niet dat zijn ‘liefde’ (Hebreeuws: chèsèd weèmèt/‘ahava) niet altijd al Zijn wezenskenmerk was, maar wel dat deze liefde nu een nieuw gelaat heeft gekregen en een nieuw, messiaans perspectief. Agapè vertalen wij dus benaderingsgewijs met ‘de nieuwe liefde’.
Tegelijkertijd kan men de vraag stellen hoe ver deze nieuwe liefde in de johanneïsche gemeenten kan gaan. Zowel JohEv als 1Joh zijn polemische teksten en moeten ook als dusdanig gelezen worden. De auteur schrijft op het scherp van de snee en lijkt de uitersten en de tegenstellingen op te zoeken, hij leeft bij de gratie van de zelfaffirmatie tegenover degenen die er niet bij horen. In hoeverre blijft de revolutionaire kracht van ‘de nieuwe liefde’ dan nog te begrensd? Wat moet er nog steeds gebeuren wil de ‘liefde (agapè) tot volmaaktheid gekomen zijn’ (1 Joh 4,18)? Deze vraag geldt niet alleen de schrijver, maar heel zeker ook de lezers van vandaag!
Het Bijbels leerhuis over de eerste Johannesbrief heeft ons achtergelaten met nieuwe vragen. De brief is ons meer eigen geworden, we hebben er meer voeling mee gekregen. De leesroute is niet af, integendeel: deze is maar net opnieuw begonnen. Is dat niet wat elk Bijbels leerhuis beoogt: de teksten open leggen en nieuwe horizonten laten oplichten? Laten we dus niet ophouden te doen wat de evangelist Matteüs van ons vraagt: ‘Zo lijkt iedere Bijbelliefhebber[3] die leerling in het koninkrijk van de hemel is geworden op de heer des huizes die uit zijn schatkamer nieuwe en oude dingen tevoorschijn haalt’ (13,52)!

6 juni 2025

Jean Bastiaens, David Godecharle, Rik Hoet
Diocesane Werkgroep Bijbel in het bisdom Antwerpen

***

Wie op de hoogte wil blijven van de initiatieven van de Diocesane Werkgroep Bijbel
kan daartoe een mailtje sturen naar david.godecharle@bisdomantwerpen.be  U wordt dan opgenomen in onze mailinglist.

 


[1] Waarschijnlijk is ook 1 Joh 3,8 op te vatten als een allusie naar Genesis 2-3. En zo  wellicht ook de wending ap’archè (‘vanaf het begin’ - 1 Joh 1,1) naar Genesis 1,1.

[2] We maakten ter ondersteuning van het leesproces drie achtergrondnota’s bij dit leerhuis: 1) Enkele notities bij het semantisch veld van de begrippen ‘liefde’ en ‘liefhebben’ in de Hebreeuwse en Griekse Bijbel. 2) Simul justus et peccator: leven als zondaar én rechtvaardige in de Eerste brief van Johannes; 3) De evangelist Johannes en ‘de Kerk’. Tevens kregen de deelnemers een handout per avond bij elk leesgedeelte alsmede een literatuurlijst.

[3] NBV21: ‘schriftgeleerde’. Letterlijk betekent grammateus: ‘geletterde’.

Gepubliceerd door

CCV Antwerpen

Meer

Artikel

Deel dit artikel

Deel op Facebook
Deel op Twitter
Deel via e-mail

Lees meer

Hoe ondersteun je dementerenden? © Freepik
Lees meer

Ethiek van euthanasie bij vergevorderde dementie

icon-icon-evenement
Een gedeelde missie voor alle gedoopten
readmore

Gebedsintentie paus oktober 2024: voor een gedeelde missie

icon-icon-inspiratie
De pijn van de slachtoffers van milieurampen
readmore

Gebedsintentie paus september 2024: voor de schreeuw van de aarde

icon-icon-inspiratie

Recent bezocht

Bekijk je recent bezochte microsites, auteurs en thema's
© 2025 Kerk en Media vzw
Vacatures
Contact
Voorwaarden
YouTube
Twitter
Facebook