Hierna geven we je een beetje achtergrond over het waarom van bepaalde handelingen in de zondagsliturgie.
De opening van de dienst begint met een kruisteken. Meer dan ooit zal alles wat hier geschiedt gebeuren “in de naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest”. Als levend teken van de aanwezige Christus leidt de gewijde voorganger de gemeenschap binnen in het goede nieuws van Gods liefde. Het is dan ook zijn taak om alle aanwezigen van harte welkom te heten.
De kyrie-litanie volgt vlak na het openingswoord van de voorganger. Het wordt eerst gebeden door de priester en vervolgens beantwoord door de gelovigen. De voorganger kan onmiddellijk na het openingswoord in één beweging het kyrie bidden. Het kyrie mag ook voorgebeden worden door de lector. Maar het voorbidden door de priester geniet de voorkeur. Als voorganger bidt hij tot Christus in naam van alle aanwezigen. Het kyrie maakt deel uit van het ordinarium van de mis. Het ordinarium is de reeks vast wederkerende gezangen in een eucharistie, waartoe ook het gloria, het heilig en het lam Gods behoren.
In de dienst van het Woord spreekt de Heer ons aan. Na de Schriftlezingen uit de Schrift (de Bijbel) volgt de homilie. Daarna komt de geloofsbelijdenis en ten slotte de voorbede.
Het moment waarop we in de eucharistie het evangelie zullen beluisteren, is een heel voornaam moment. We beluisteren er immers het woord van de verrezen Christus. Daarom wordt dit moment begeleid met een mooi ritueel samenspel, dat het bijzondere statuut van de evangeliewoorden onderstreept. We zingen eerst God lof toe met het Alleluia. Daarbij past de voornaamste lichaamshouding in de liturgie: we gaan rechtop staan van bij de aanvang van het Alleluia. Bovendien tonen we daarbij ons respect voor het Woord van Christus.
Begeleid door misdienaars met brandende kaarsen brengt de diaken of de priester het evangelieboek aan en bewierookt het. Aan het einde van de lezing toont de diaken of de priester het evangelieboek aan de gelovigen, die daarbij een acclamatie kunnen zingen. Daarna kust hij het en brengt het naar de credenstafel of naar een andere geschikte plaats, bijvoorbeeld een lezenaar in de buurt van de ambo, waarop het boek open blijft liggen.
De doelstelling van de geloofsbelijdenis in een viering is de inschakeling van allen in het geloof van de Kerk, niét de zelfexpressie. Men verkondigt, zoals men heel terecht zegt, het ‘symbolum' van het geloof, dat wil zeggen: de geloofstekst die de gelovigen samenbrengt. De functie van de geloofsbelijdenis is kerkelijk en verenigend.
De voorbede is een moment van gebed, waarbij de gemeenschap zich uitdrukkelijk tot God richt. De lector treedt hier op als vertegenwoordiger van de gemeenschap. Het is het gebed van de gelovigen.
De eucharistische dienst, ook dienst van de tafel genoemd, verloopt over drie momenten: de bereiding van de gaven, het eucharistisch hooggebed en de communiedienst.
In een eucharistie zijn de verplaatsingen van groot belang. Ze drukken uit dat de ontmoeting met God ons niet op onze plaats kan houden. Het aanbrengen van de eucharistische benodigdheden zoals de kelk, het missaal... gebeurt door de misdienaars. Het aanbrengen van de gaven, d.w.z. brood, water en wijn, is bijzonder uitdrukkingsvol als dit gebeurt door enkele gelovigen. Zij vertegenwoordigen immers de hele gemeenschap. Bovendien is het belangrijk dat deze verplaatsing met een zeker decorum geschiedt. De priester of diaken neemt de gaven voor het altaar in ontvangst en zet ze op het altaar. Ook geld of andere giften die door de gelovigen voor de armen of voor de kerk gegeven worden, worden mede aanvaard. Ze worden daarom op een geschikte plaats neergelegd, bijvoorbeeld vóór het altaar.
Tijdens de communie zouden de verplaatsingen in rijen en het gemeenschappelijke naderen van de plaats van de communie bezield moeten zijn van een Godsverlangen, dat zich ten volle uitdrukt in de gestrekte hand om het lichaam van Christus te ontvangen. Cyrillus van Jeruzalem zegt het mooi: "Wanneer je dus nadert, maak van je linkerhand een troon voor je rechterhand, omdat zij het is die de Koning moet ontvangen, en ontvang in de palm van je hand het lichaam van Christus, terwijl je ‘Amen' zegt."
Aan het einde van de dienst kan de voorganger een kort zendingswoord uitspreken gevolgd door de zegen. De vierende gemeenschap wordt de wereld ingestuurd met de woorden “ga nu allen heen in vrede”. Het antwoord “wij danken God” zijn de laatste woorden van de eucharistische viering.
Ten slotte nog een woordje over het gebruik van wierook. In enkele kerken van ons dekenaat wordt in elke zondagsviering gewierookt. In andere kerken gebeurt dit enkel op de feestdagen.
Het gebruik om wierook te branden is heel oud. In het Oosten brandde en brandt men erg veel wierook voor de goden. De joden hebben dit gebruik vermoedelijk meegebracht uit Egypte en overgenomen in de tempel van Jeruzalem. Het gebruik van wierook werd door de christenen dus overgenomen van de joden.
De rook van de wierook stijgt - zoals alle rook trouwens - omhoog. Hij neemt de gebeden van de mensen mee naar God. De intense geur versterkt de gebeden. "Zoals de rook omhoog stijgt, zo moge ook ons gebed omhoog stijgen naar God".
Om te kunnen wieroken hebben we drie voorwerpen nodig: een wierookvat of een wierookschaal, een scheepje met de wierookkorrels en een lepeltje. Met het lepeltje worden enkele korrels op een gloeiend kooltje gelegd. Eens een acoliet de handeling onder de knie heeft om het wierookvat op een deftige manier te openen is men op de goede weg.
We kunnen ons afvragen wie of wat bewierookt wordt? Tijdens de eucharistieviering is het altijd Christus die bewierookt wordt:
- Christus is tegenwoordig in het altaar, symbool van Christus' zelfgave (offer) aan de Vader en aan de mensen. Daarom wordt het altaar bewierookt.
- Christus is tegenwoordig in het Woord van de Schrift, meer bepaald in het evangelie. Daarom wordt, vóór het lezen van het evangelie, het evangelieboek bewierookt.
- Christus is tegenwoordig in de gaven van brood en wijn. Eens die offergaven op het altaar geplaatst, worden ze bewierookt.
- Christus is tegenwoordig in de priester, die de viering in de naam van Christus voorgaat. Daarom wordt hij bewierookt.
- Christus is tegenwoordig in het volk van God, de Kerk, die het lichaam is van Christus. Daarom zal, na het bewieroken van de gaven en van de priester, de acoliet ook alle aanwezigen in de kerk bewieroken.
Wierook wordt altijd gebruikt bij een uitvaart. Het dode lichaam wordt bewierookt als eerbetoon, omdat dit lichaam tempel is geweest van de heilige Geest. Soms formuleert de priester dit zo: "Uit dankbaarheid voor alles wat deze mens voor ons is geweest, uit dankbaarheid voor alles wat deze mens voor ons heeft betekend en waardoor hij beeld is geweest van Gods liefde, zal ik hem ook bewieroken". De wierook drukt ook ons geloof en onze hoop uit op leven na de dood.
Reacties
Om reacties te zien en te reageren op dit artikel moet je je eerst even aanmelden via het menu bovenaan. Tot gauw.