Wat doet het deugd doen wanneer je het met z’n tweetjes kan hebben over de diepere dingen in het leven. Die gesprekken zijn zo verbindend.
Heb je zin in zo’n heerlijke momenten samen met je oma of opa of met je kleinkind?
Dit heb je nodig voor een gemoedelijk gesprek over de diepere dingen in het leven:
- Kaartjes met vragen
Druk het document met vragen af en knip de kaartjes uit.
De vragen zijn in vijf thematische categorieën ingedeeld: ik – geschenk - gevoelens - geloof – varia (dit zijn vragen die niet aan een bepaald thema gelinkt zijn).
Er zijn enkele lege vakken waarop je zelf nog andere vragen kunt schrijven. Zorg ervoor dat het open vragen zijn, en geen vragen waarop je enkel met ja of neen kunt antwoorden. Stel vragen over dingen waarover je niet zo vaak met elkaar spreekt.
- Een zandloper of kookwekker of andere timer om de tijd te meten.
Bij je thuis
Leg de kaartjes met vragen gedekt op tafel. Om beurten neem je een kaartje. Wie het kaartje neemt, leest de vraag voor. De ander krijgt 1,5 minuut de tijd om een antwoord op de vraag te geven. Na 1,5 minuut is de andere aan de beurt om dezelfde vraag te beantwoorden.
De babbeltijd is voorbij wanneer 7 vragen aan bod gekomen zijn.
Maak het gezellig. Zet je samen in de zetel en neem er een drankje en een knabbeltje bij. Of zet zachte, instrumentale of meditatieve achtergrondmuziek op. Dat zorgt voor een rustige en aangename sfeer.
ALTERNATIEF VOOR HET BLIND NEMEN VAN DE KAARTJES
Niet iedereen vindt het prettig om kaartjes blind te nemen. Je kunt een hint geven over het thema door op de achterkant van het kaartje een woord of een beeld te zetten. Dan heb je het gevoel dat je het babbelmoment een beetje kunt sturen. Dan kun je bijvoorbeeld bij vragen die over geloof gaan ofwel het woord ‘geloof’ schrijven op de achterkant van het kaartje of er een kruis op tekenen of een ander beeld of symbool dat aangeeft dat het een vraag over geloof is.
Je kunt de vragen ook open op tafel leggen, zodat je kunt kiezen welke vraag je wilt stellen.
ALTERNATIEF VOOR HET ANTWOORDEN MET WOORDEN
Niet iedereen praat even gemakkelijk. Je kunt ook antwoorden met een foto of een voorwerp of een tekening. Dat kan ook veelzeggend zijn. Kies wat het beste bij jullie past.
Als je voor foto’s kiest, leg je een waaier aan foto’s op tafel. Je kunt foto’s nemen die je vooraf verzamelt uit een tijdschrift of een fotoalbum. Je kunt ook dit document met foto's afdrukken en de foto's uitknippen.
Je kunt dan als antwoord op de vraag een of meer foto’s kiezen die iets aangeven van wat je wilt vertellen.
Als je voor voorwerpen kiest, dan leg je minstens 20 verschillende voorwerpen op tafel. Neem eenvoudige dingen, zoals bijvoorbeeld een steen, een veertje, een knikker, een kapstok, een pen, een gom, een kruisbeeld, een bijbel, een glas, een legoblokje, een pop, een zakdoek, een springtouw, een leeg blad, een schoen, een kussen, een sleutel, een fotokader, een envelop, een lepeltje, een postkaart, een tijdschrift, een kaars, een boekje, …
Met een of twee voorwerpen druk je dan iets uit van je antwoord op de vraag. Je kunt er natuurlijk ook iets bij vertellen.
Als je voor een tekening kiest, dan voorzie je blanco papier en kleurpotloden, waskrijtjes of stiften.
Bij een antwoord met foto’s, voorwerpen of een tekening voorzie je 2 à 2,5 minuten per persoon. Dan heb je tijd om een foto of voorwerp te kiezen of iets te tekenen, en dan heb je ook tijd om er nog iets bij te vertellen.
VERDER BABBELEN
Misschien is er een vraag waarover je nog niet uitgepraat bent, of was er een antwoord dat je verrast heeft of waarover je graag meer wilt weten. Dan kan je er gerust nog verder over spreken, als je dit allebei een goed idee vindt.
In de geloofsgemeenschap
Het concept ‘Babbeltijd met oma of opa’ kan je ook aanbieden in de geloofsgemeenschap, bijvoorbeeld tijdens een catechesebijeenkomst voor vormelingen. Het betrekt grootouders bij het catechesetraject, het verbindt generaties met elkaar en het faciliteert mooie, niet-alledaagse gesprekken over de diepe dingen van het leven.
Omdat het niet voor elk kind mogelijk is om een grootouder mee te brengen, verruim je best de insteek: ‘Babbeltijd met een geloofsvriend’ bijvoorbeeld. Zo’n geloofsvriend kan een oma of opa zijn, maar ook een ouder of een andere volwassene die het kind steunt in zijn of haar geloof of op de weg naar het vormsel.
In plaats van met kaartjes te werken, kun je de vragen ook een voor een projecteren. Je laat dan de tijd aflopen op het scherm, zodat iedereen ziet hoeveel tijd er nog over is vooraleer de volgende vraag op het scherm verschijnt. Als je voor deze werkwijze kiest, dan beantwoordt iedereen dezelfde vragen.
Opstelling: groepjes van 2 stoelen, verspreid over de ruimte.
ALTERNATIEF VOOR HET ANTWOORDEN MET WOORDEN
Je kunt de groepjes van twee ook laten kiezen welk soort van antwoord ze graag geven: met woorden, met een foto of met een voorwerp. Het is voor sommige mensen gemakkelijker om iets te vertellen aan de hand van een foto of een voorwerp.
Je voorziet dan 3 hoeken in de ruimte: een hoek om te antwoorden met woorden, een fotohoek waar een foto als antwoord kan gekozen worden en een voorwerpenhoek waar een voorwerp iets suggereert van het antwoord op de vraag.
Je kunt halverwege de babbeltijd de mogelijkheid voorzien dat wie wil naar een andere hoek kan doorschuiven.
Opstelling: groepjes van 2 stoelen in elke hoek. In de fotohoek voorzie je ook een tafel met foto’s, in de voorwerpenhoek een tafel met voorwerpen.
Probeerde je deze werkvorm uit? Heb je een suggestie voor ons? Jouw feedback is welkom op idgp@kerknet.be |