|
Met het project ‘Graag samen’ – en de gelijknamige website Graagsamen.be – zet de Interdiocesane Dienst voor Gezinspastoraal in op het ondersteunen van een beweging in de kerk naar meer ‘samen’, op een groeien naar een inclusieve geloofsgemeenschap over generatiegrenzen heen. |
Download de visietekst 'Intergenerationeel kerk zijn: werken aan inclusieve geloofsgemeenschappen' (pdf-bestand)
of lees de volledge visietekst hieronder.
Intergenerationeel kerk zijn: werken aan inclusieve geloofsgemeenschappen
|
Inleiding
Denk je eens in.
Zomaar een zondagmorgen. Ergens in een kerk of kapel komt een groep mensen samen om het Brood te breken. Er zijn baby’s en kleuters, senioren, tieners, volwassenen. De kinderen zien hoe ‘de grote mensen’ het hoofd buigen om te luisteren naar het Woord. Iedereen staat verwonderd over het getuigenis van een tachtigplusser. Jong en oud klapt in de handen bij het danklied, met gitaar en synthesizer, gebracht door een groep tieners. Volwassenen luisteren naar kinderen, en kinderen luisteren naar volwassenen.
Een utopie?
Sinds haar begin is de kerk bedoeld als één ‘godsvolk’: een groep mensen die zich niet laat scheiden door grenzen van ras of nationaliteit, intelligentie of status, persoonlijke sympathieën of … leeftijd.
In een samenleving die haar leden als vanzelfsprekend rangschikt per generatie is het signaal van deze kerk meer dan ooit nodig.
Hier en daar zie je hoe de kerk vandaag, naast voortreffelijke leeftijdsgebonden initiatieven, ook inzet op intergenerationele initiatieven. In deze visietekst wil IDGP deze beweging naar meer ‘samen’ mee ondersteunen.
We stellen ons eerst de vraag wat intergenerationaliteit is en ontdekken hoe het komt dat deze aanpak niet langer een vanzelfsprekendheid is, noch in de kerk, noch in de samenleving. Vervolgens staan we stil bij de vruchten van intergenerationeel werk. We maken kort kennis met een paar Bijbels-theologische en menswetenschappelijke inzichten die ons pleidooi om te werken aan meer intergenerationaliteit ondersteunen. Ten slotte stellen we ons de vraag hoe we kunnen groeien naar een intergenerationele kerk.
Wat is een intergenerationele kerk?
Laten we eerst zeggen wat een intergenerationele kerk niet is. Een intergenerationele kerk is geen kerk waarin álle activiteiten met álle generaties áltijd samen moeten gebeuren. En het is beslist geen kerk waar doelgroepgerichte initiatieven moeten plaats ruimen voor intergenerationele impulsen. Initiatieven voor één bepaalde doelgroep – catechese met kinderen, jeugdpastoraal, ziekenzorg, gezinspastoraal, gezinsgroepen en -vakanties, groepen voor alleenstaande volwassenen – vormen een grote rijkdom binnen de kerk, zowel voor de begeleiders als voor hun doelgroep.
De begeleiders bouwden in de loop van de jaren immers vaak een indrukwekkende expertise op. Vaak is hun inzet geen toevalligheid: zij beantwoorden hun unieke roeping in hun inzet voor deze welbepaalde doelgroep. Ze koppelen dus een groeiende knowhow aan een diepgeworteld enthousiasme. En omgekeerd hebben kinderen, jongeren, verloofden en andere doelgroepen alleen maar baat bij initiatieven die hen heel rechtstreeks aanspreken: in hun taal, op hun manier. Hoeveel mensen kunnen niet getuigen van de impact op hun leven van gezinsweekends, wereldjongerendagen, bijeenkomsten met lotgenoten, Bijbelgroepen, Taizé-avonden of vormselcatechese? Voor velen markeert een dergelijke ervaring het begin van hun geloofsweg.
Zonder deze doelgroepgerichte pastoraal zouden heel wat mensen zich overigens niet eens aangesproken voelen. Wanneer ‘allen’ welkom zijn, draait het er soms op uit dat ‘niemand’ zich geroepen voelt om te komen. We kunnen er dus enkel blij om zijn wanneer een gemeenschap levendig genoeg is om een antwoord te bieden op de specifieke noden van verschillende groepen.
Wat is een intergenerationele kerk dan wel?
Een intergenerationele kerk weet zich in de eerste plaats geroepen om een Godsvolk te zijn, met alle generaties samen. Het is een kerk waar iedereen zich inzet om één grote familie te zijn, omdat dit behoort tot het wezen, tot het DNA van de kerk. Het is een kerk die de grote geschenken van de generaties aan elkaar ziet en waardeert. Daarom steekt deze kerk bewust tijd, energie en middelen in intergenerationele impulsen of initiatieven.
Hoe de doelgroepgerichte pastoraal zich ontwikkelde
Het leven in de moderne samenleving lijkt wel opgesplitst te zijn in drie compartimenten: kinderen en jongeren brengen hun tijd door in crèches en scholen, de volwassenen zijn aan het werk, en de ouderen worden verondersteld een eerder teruggetrokken en rustig leven te leiden, waarbij ze hun dagen vullen met vrijetijdsbesteding of vrijwillig engagement.
Deze opsplitsing werd deels in gang gezet door een van de belangrijkste ontwikkelingen van de laatste eeuwen: de democratisering van het onderwijs. Toen in de 19de en 20ste eeuw onderwijs een recht werd voor alle kinderen kwam er ook nood aan structuren die deze grote groep jonge burgers konden opvangen. Voordien kregen de meeste kinderen hun ‘scholing’ in het gezelschap van hun ouders, familieleden en de hele dorpsgemeenschap: ze werden op nog jonge leeftijd opgeleid om het werk van hun vader of moeder te doen. Dankzij onderwijs voor iedereen kregen kinderen de kans om een andere en betere weg in te slaan dan de generaties voor hen.
De kerk ging op zoek naar een passend antwoord op deze veranderingen. Het aantal katholieke scholen nam snel toe. Via de ‘Katholieke Actie’ lanceerde paus Pius XI een beweging om de inzet van katholieke leken in de samenleving te bevorderen en de secularisering van de samenleving tegen te gaan. Vooral de verhouding tussen gezin, kerk en jeugd kreeg hierbij bijzondere aandacht, met onder meer de oprichting van katholieke jeugdbewegingen.
Tegelijk maakten ontwikkelingspychologie en pedagogiek opgang. Men ontdekte dat mensen van verschillende leeftijden op een andere manier leerden. De verschillende cognitieve niveaus werden in kaart gebracht. Methodieken en lesinhouden werden hieraan aangepast. Al snel werden de goede resultaten van deze aanpak zichtbaar.
Ook de kerkgemeenschappen introduceerden deze moderne, succesvolle inzichten. Heel geleidelijk bewogen ze zich in de richting van een schoolsere geloofsweg voor kinderen. Voordien lag de klemtoon voor jong en oud eerder op het ‘ontvangen’ van het geloof via zintuiglijke ervaringen: men zag, hoorde, proefde, voelde, rook. Men nam met alle zintuigen deel aan de liturgie. Nu richtte men zich op iets ‘bijleren’ over het geloof via het verstand.
Het programma voor kinderen en later ook jongeren werd aangepast aan hun specifieke noden: een pedagogisch verantwoorde opbouw, meer afwisseling, meer speelsere werkvormen, met concrete impulsen uit hun belevingswereld. Men creëerde aantrekkelijke ‘pedagogische eilanden’ voor kinderen, waar ze in ideale omstandigheden konden opgroeien tot autonome gelovigen.
Al snel bleek dat kerken die een tof programma voor kinderen konden aanbieden de meeste gezinnen aantrokken. Een modern aanbod voor jongeren verhoogde de aantrekkingskracht van die kerk nog meer.
Deze ontwikkeling biedt prachtige mogelijkheden. Waar mensen hun gaven inzetten voor een bepaalde doelgroep, waar mensen ruimte maken om de gaven van die doelgroep ook te ontvangen, daar zien we kerk gebeuren. Een geslaagde vormselcatechese, een praatgroep voor rouwenden, met gelovige jongeren op vakantie, … deze ervaringen vormen de bodem waarop al veel geloof is ontkiemd.
Tegelijk gaan er stemmen op die vraagtekens plaatsen bij een aanpak die gericht is op de noden en leefwereld van een bepaalde groep. Creëren we hierdoor geen al te ‘homogene’ kerk? Mensen van eenzelfde levensstijl, sociale achtergrond en leeftijd vinden er elkaar, wat ons ongewild in de richting van generationele isolatie kan duwen.
Ook klinken er her en der kritische stemmen die stellen dat dit ‘maatwerk’ voor doelgroepen een eindeloos werk is. Het ene kind heeft andere noden dan het andere. De ene zieke vraagt een andere aanpak dan de andere. De ene tiener heeft een andere muzikale smaak dan de andere.
Ten slotte stellen we ons de vraag of de kerk zich met deze doelgroepgerichte pastoraal te veel aanpast aan de individualisering binnen onze westerse cultuur, ten koste van de inzet voor de volledige geloofsgemeenschap.
Onze kerk zal een weg moeten vinden om in te spelen op de premissen van de postmoderne beschaving en tegelijk wezenlijk zichzelf blijven. We krijgen alvast één richtingwijzer om deze weg te gaan: de opdracht van de kerk is niet ervoor te zorgen dat ze zelf overleeft, de opdracht van de kerk is het lichaam van Christus voor de wereld te zijn. Voor ons vandaag is ‘de wereld’ precies deze westerse, postmoderne wereld met haar gerichtheid op individu en zelfontplooiing.
De uitdaging is om onze onveranderde roeping als ‘Godsvolk’ te vertalen in en voor deze maatschappij, die wezenlijk verschilt van de samenlevingen uit Bijbelse en pre-moderne tijden.
Dat dit vandaag geen vanzelfsprekende opdracht is, hoeft geen betoog. Je moet letterlijk tegen de stroom in roeien. Grote verschillen, ja, soms echte kloven tussen generaties moeten gedicht worden, vooroordelen moeten ontkracht worden, er moeten mensen uit alle generaties gevonden worden die warm lopen voor intergenerationele initiatieven. En het hangt niet alleen van die mensen af, iederéén moet meewerken om een intergenerationele aanpak te laten slagen. Daarbij komt dat niet iedereen hierop zit te wachten. Soms vinden ouders het veel fijner dat ze alle zorgen rond de opvoeding van hun kinderen even kunnen loslaten. Tieners en adolescenten kunnen het gezelschap van hun leeftijdsgenoten verkiezen. Misschien hebben ouderen echt nood aan een rustige kerk, zonder een dreinende kleuter op de rij achter hen.
Loont het wel de moeite? Wat zijn de vruchten van intergenerationeel werken? We hebben al gezegd dat de kerk geroepen is om een Godsvolk te zijn en dat intergenerationaliteit bijgevolg in haar DNA zit. Daarnaast zien we vanuit een intergenerationele aanpak een paar mooie dingen groeien.
Wat kan een intergenerationele aanpak betekenen voor individuen, gezinnen, de samenleving?
De doelgroepenaanpak geeft mensen vaak het gevoel ergens bij te horen. Dat is heel belangrijk. Wanneer er tegelijk ook intergenerationele initiatieven zijn, kunnen mensen ervaren hoe hun kleine (generationele) groep deel is van een nog groter geheel. Op die manier komt de intergenerationele aanpak tegemoet aan een van de basisnoden van de mens: ergens bij horen. Als mensen bovendien de ervaring opdoen dat ze door iedereen, jong en oud, verwelkomd worden, dan maakt dat een diepe indruk. Volwassenen herinneren zich vaak nog haarscherp hoe ze als kind in een kerkgemeenschap verwelkomd, geliefd en gewaardeerd werden … of niet.
Een intergenerationele en inclusieve kerk ondersteunt gezinnen op verschillende manieren. Doordat de ouders betrokken zijn bij de activiteiten met kinderen krijgen ze waardevolle input die ze kunnen gebruiken bij de geloofscommunicatie thuis. Veel jonge ouders van vandaag zijn niet meer vertrouwd met de Bijbel en geloofstraditie. Zij hebben het nodig dat hun kerk een taal en kader aanreikt waarmee ze ook thuis verder aan de slag kunnen.
Een intergenerationele geloofsgemeenschap vormt een tweede thuis voor alle families in hun diverse vormen. Ook daar waar er één ouder is, ook waar families geconfronteerd worden met verbroken contacten blijft de ervaring van een ‘grotere familie’ overeind. Sowieso krijgen we in de kerk zelden nog een voltallig gezin te zien. Een moeder daagt op met haar kinderen terwijl de vader is thuisgebleven, of omgekeerd. Een echtpaar krijgt hun oudste kinderen niet meer mee naar de kerk, of de kinderen kunnen zelden meekomen door activiteiten voor sport, muziek of jeugdbeweging. ‘Geloof’ en ‘kerkbetrokkenheid’ rust vaak op de inzet van één ouder, die het begrip en de warme steun van de ‘grotere familie’ heel goed kan gebruiken.
Intergenerationeel werk gaat uit van de gaven die elke generatie te bieden heeft: de wijsheid, ervaringen en vaak ook financiële middelen van de ouderen, de energie en frisse ideeën van de jongeren en van mensen van alle leeftijden. Je kunt dus wel stellen dat er efficiënt gebruik wordt gemaakt van wat er voorhanden is.
Een geschenk van intergenerationeel werk dat vaak over het hoofd wordt gezien is de persoonlijke groei als christen, precies omdat het niet gemakkelijk is. Het vergt minder om met generatiegenoten een activiteit uit te stippelen dan met verschillende generaties samen. Doordat mensen zich in dezelfde levensfase bevinden, delen ze meer uitdagingen, voorkeuren en zorgen. Dat herkennen we in het leven van alledag: elke ouder die op een vakantiedag een activiteit probeert in te plannen met instemming van álle gezinsleden, weet hoe moeilijk dat is. Dat is niet anders in een kerkgemeenschap. Verschillende temperamenten en stijlen botsen met elkaar, andere prioriteiten en doelstellingen moeten beluisterd worden.
Intergenerationeel werk vraagt dan ook wederzijds respect, nederigheid, een gezond gevoel voor humor en een stevige portie engelengeduld. Het is een dagelijkse oefening in leven als christen, net zoals ook het dagelijks gezinsleven dat is.
De intergenerationele kerk is een geschenk voor de hele samenleving. In een cultuur waarin je, meer dan ooit, jouw eigen ‘leefwereld’ kunt scheppen met mensen die je liggen, en dit net zolang als je dat fijn vindt, toont deze kerk een verrassend maatschappelijk alternatief. Mensen vormen een gemeenschap, niet omdat ze dezelfde leeftijd, visie of hobby’s hebben, maar omdat ze in God geloven.
De kerk is niet bedoeld om een gezellige club of vriendengroep te zijn, maar een volk, Gods volk. De kerk is geen doel op zich, ze staat in dienst van en verwijst naar het Rijk van God: die fascinerende, tegendraadse samenleving die eigentijds is en toch ánders dan de gewone samenleving.
Ten slotte kun je de vruchten van intergenerationeel werk ook rangschikken per generatie.
Wanneer kinderen de kans krijgen om relaties aan te gaan met andere gelovigen en de verhalen van hun geloofsweg te beluisteren, maakt dit meestal veel indruk. Tieners, die volop op zoek zijn naar identiteit en hun rol, krijgen een veilig kader waarbinnen ze kunnen experimenteren met rolmodellen en verantwoordelijkheden. Jongvolwassenen krijgen de broodnodige ondersteuning terwijl ze belangrijke levenskeuzes rond relatie en werk maken. Volwassenen ervaren dat ze niet alleen staan in hun uitdagingen rond partnerrelatie, opvoeding van kinderen, economische onzekerheid, … Later zal het verouderingsproces soms harde veranderingen met zich meebrengen, ook daar staat men niet alleen.
Hierbij mogen we zeker niet de allerbelangrijkste ‘gave’ vergeten: de ‘gave’ om te mogen geven. Alle generaties, van heel jong tot heel oud, krijgen de kans en ruimte om zélf te geven aan mensen in andere levensfasen. Wat als kinderen ontdekken dat hun ‘out-of-the-box’-spiritualiteit gezien, erkend en gewaardeerd, ja, zelfs gevolgd wordt? Denk je eens in dat tieners echte verantwoordelijkheid krijgen voor een taak die hen aanspreekt, van meewerken aan de liturgie, over ‘soep-op-de-stoep’ tot zorg voor de kleinsten. Wat als jongvolwassenen bij de opzet van een project geconsulteerd worden door een ervaren en nederige parochieploeg? Wat als ouderen merken dat hun getuigenis ertoe doet en ook mag klinken voor jongeren?
Intergenerationeel werken belooft dus een rijke oogst, al worden veel van de vruchten slechts decennia later opgemerkt. De keuze van een geloofsgemeenschap om ook in te zetten op en te werken aan intergenerationaliteit wordt verder bekrachtigd door Bijbels-theologische en menswetenschappelijke inzichten.
Bijbels-theologische fundamenten
Al van bij de eerste bladzijden van de Bijbel ontmoeten we een intergenerationele geloofsgemeenschap. Deze intergenerationaliteit komt op verscheidene manieren tot uiting.
Bij alle bijzondere gebeurtenissen wordt het hele volk samengeroepen. Alle delen van de gemeenschap worden dan ook aangesproken (Deut 29,10 -12): ‘stamhoofden, ouders, schrijvers, mannen, vrouwen en kinderen van Israël, vreemdelingen’. Wanneer er een verbond met God gesloten wordt, moet iedereen aanwezig zijn, want iedereen telt. En dit is geen eenmalige gebeurtenis, het wordt doorheen het hele Oude Testament herhaald. Wanneer bijvoorbeeld Jozua alle voorschriften van Mozes aan het volk voorleest, staat expliciet vermeld dat vrouwen en kinderen hier aanwezig zijn. In een patriarchale samenleving was dit een krachtige en verrassende keuze. Telkens opnieuw zien we hoe alle generaties aanwezig zijn wanneer God spreekt (Deut 31,12-13; 2 Kron 20,13; Neh 12,43).
Het hoeft ons dan ook niet te verwonderen dat alle generaties als vanzelfsprekend aanwezig zijn op de religieuze feesten: er wordt samen gegeten, gedronken, gedanst, gezongen. Nog steeds hebben joodse families de gewoonte om op Pesach te luisteren naar de vraag van het jongste kind en zo het verhaal van de uittocht te vertellen (Ex 12,26-27).
Geloofscommunicatie tussen de generaties beperkt zich echter niet tot de feesten. Ze maakt deel uit van het dagelijks leven. Het is opmerkelijk hoe er hierbij geen sprake is van eenrichtingsverkeer. Het is niet zo dat enkel de ouden en wijzen onderwijzen, en de kinderen beschouwd worden als lege vaten die gevuld moeten worden. Uit vele verhalen van het Oude Testament blijkt dat God vaak werkt doorheen kinderen, dat God hen uitkiest als boodschapper. De jonge Samuël diende de Heer, onder de bescherming van de priester Eli. Later zou Samuël, en niet Eli, als eerste te horen krijgen, wat er zou gebeuren met de zonen van Eli (1 Sam 3).
Op veel plaatsen vinden we voorbeelden van een intergenerationele verbondenheid, waarbij verscheidene generaties elkaar voeden en leren: David en Saul, Ruth en Noömie, Elia en Elisa, …
In het Nieuwe Testament zien we hoe de kerk van de eerste eeuw verder bouwt op deze joodse erfenis van intergenerationaliteit. Volledige families kwamen samen in het huis van een van hen. (Hand 2,46-47; 4,32-35; 16,31-34). Paulus’ brieven waren aan die volledige families gericht: hij sprak mannen, vrouwen en kinderen aan.
Deze inclusie van kinderen rust op meer dan op een verder zetten van de joodse gebruiken. Jezus zelf was heel duidelijk over de plaats van kinderen in het Rijk van God toen zijn leerlingen ervoor wilden zorgen dat de kinderen Hem niet ‘lastigvielen’ (Mt 19,13-14). Ook leerde Hij dat wie Hem wilde volgen het geloof en de nederigheid van een kind moest hebben, en dat we kinderen moesten verwelkomen (Mt 19,13-14). Hij zegende en omhelsde kinderen (Mc 10,13-16).
En ten slotte mogen we ons blijven verwonderen over de manier waarop God onder ons kwam: niet als een Grieks redenaar of Romeins machthebber, niet als een schriftgeleerde in de volle kracht van zijn leven, maar als een baby.
Wanneer Paulus een beeld van de kerk schetst als het Lichaam van Christus, heeft hij het over een intergenerationele kerk, waar de gaven van iedereen, van heel jong tot heel oud, worden gewaardeerd, gevoed en ingezet.
Fundamenten uit menswetenschappelijke hoek
De keuze voor een intergenerationele kerk rust echter niet alleen op Bijbelse fundamenten. Ook menswetenschappelijke disciplines, zoals de sociologie en psychologie, onderstrepen het belang van intergenerationaliteit voor individu en samenleving. De lijst van toonaangevende wetenschappers die hierrond onderzoek verrichtten, is lang. Een degelijke synthese of oplijsting van hun inzichten laten we graag over aan specialisten in deze materie. Toch lijkt het ons zinvol om kort te blijven stilstaan bij de conclusies van twee autoriteiten uit de psychologie en sociologie. Wat zij zeggen, illustreert de teneur van ander menswetenschappelijk onderzoek: communicatie en samenwerking tussen de generaties is belangrijk voor ons individuele welzijn en voor het voortbestaan van de samenleving.
Zo onderscheidde de sociaal psycholoog Erik Erikson (1902-1994) acht stadia in de ontwikkeling van een mens. Zijn inzichten rond deze stadia worden vandaag nog steeds gehanteerd. Zo stelt hij dat een pasgeborene een diepgeworteld basisvertrouwen of een al even diep wantrouwen kan ontwikkelen. Enkel mensen van een andere generatie zijn in staat om een pasgeborene hierin passend te begeleiden. Tijdens een tweede stadium, tijdens de peuterleeftijd, is er opnieuw een ‘crisis’. De peuter leert autonoom functioneren, of kan, door verwaarlozing of overbescherming, in twijfel en schaamte blijven steken. Een groeiend gevoel van autonomie is maar mogelijk dankzij de aanmoediging en begeleiding van iemand van een andere generatie. En zo schetst Erikson de levensloop als een opeenvolging van ‘crisissen’ die telkens tot groei naar een volgend stadium of tot stagnatie leiden. Het was Eriksons volste overtuiging dat mensen deze stadia niet goed konden doorlopen zonder intergenerationele uitwisseling. Intergenerationaliteit blijkt een basisvoorwaarde voor de ontwikkeling van een psychisch gezond individu.
De sociologie onderstreept dan weer het belang van intergenerationaliteit voor de hele samenleving. Sociologe Margaret Mead (1901-1978) stelde onomwonden dat de verderzetting van elke cultuur afhangt van de levende aanwezigheid en interactie van minstens drie generaties. Zij observeert hoe in de loop van de 20ste eeuw de interactie tussen deze drie generaties ondergraven raakte.
In het vooroorlogse Europa ontwikkelde een nieuwe generatie zich volgens de inzichten, wijsheden, waarden en normen van grootouders en ouders. Hele families woonden (dicht) bij elkaar. Na de oorlog verdwenen de grootouders, ooms en tantes, … als mede-opvoeders uit het zicht. Het gewicht van de opvoeding kwam op de schouders van het kerngezin te liggen. De ouders waren het model waaraan jongere generaties zich konden spiegelen, om het na te volgen of er tegen te rebelleren.
Vandaag is de wereld van de jongste generatie zo wezenlijk verschillend geworden van de wereld van hun ouders en grootouders, dat de ervaring van oudere generaties veel minder relevant is geworden voor hen. De band tussen de generaties ligt nu vooral op het emotionele vlak. Veel jongeren twijfelen aan de bruikbaarheid van de informatie vanuit vorige generaties voor de beslissingen die zij moeten nemen in een sterk veranderde wereld. De oudere generaties hebben dan weer het gevoel dat wat zij te bieden hebben er vandaag niet meer zo toe doet.
En toch kan, ook vandaag, een harmonieus groeiende beschaving slechts tot stand komen wanneer er intergenerationele dialoog is, en de bereidheid om van elkaar te leren. Dit principe geldt binnen alle culturen, ook binnen de geloofscultuur.
Hoe beginnen?
Er zijn dus redenen genoeg om in te zetten op een intergenerationele geloofsgemeenschap. Maar hoe beginnen we eraan?
Het antwoord hierop is eenvoudig: we beginnen van waar we nu zijn. We kijken naar wat er al is, en proberen dat intergenerationeler te maken.
Een intergenerationele kerk gaat niet in de eerste plaats over een hele resem nieuwe initiatieven, maar over een manier van zijn. Het is ook niet de taak van één persoon, maar een levenshouding van de hele kerkgemeenschap. Het is een zaadje dat geplant wordt en op zijn tijd vrucht zal dragen.
Natuurlijk komt een zaadje best terecht in gastvrije grond, die klaargemaakt is om het te ontvangen.
Zoals steeds begint het bij jezelf: verdiep je verder in inzichten rond intergenerationaliteit. Aan het einde van deze visietekst vind je een lijst met interessante literatuur over dit onderwerp.
Tegelijk is het een uitdaging om je bewust te worden van de negatief-kritische houding van de ene generatie t.o.v. de andere. Deze houding is vaak impliciet en soms expliciet aanwezig. Zie erop toe dat je zelf steeds respectvol en opbouwend spreekt over jongere of oudere generaties. Misschien kan je met medewerkers en catechisten blijven stilstaan bij deze visietekst of andere bronnen.
Sommige vooroordelen t.o.v. andere generaties zijn bijzonder hardnekkig. Soms vindt men het bijvoorbeeld zinloos om te investeren in heel jonge kinderen, omdat die toch nog te jong zouden zijn om iets van geloof te begrijpen. Ze zouden pas interessant worden eens ze tieners of jongvolwassenen zijn geworden. Dus moeten ze gewoon ‘bezig’ gehouden worden, zodat ze de anderen niet storen. De mogelijkheid dat kinderen wel eens heel veel over God en geloof zouden kunnen aanvoelen en enkel een taal en de ruimte nodig hebben om dit te uiten, komt niet aan de orde. Er wordt aangenomen dat kinderen lege vaten zijn die moeten gevuld worden: zo tof mogelijk met leuke spelletjes, of zo goed mogelijk met de inzichten van de volwassen begeleiders.
In intergenerationaliteit zit er echter altijd een wederkerigheid, een bereidheid om elkaars geschenken te ontvangen.
Ook de mening van kinderen is van tel, dit wordt intussen trouwens algemeen aanvaard. Reeds in 1989 werd deze visie door Unicef in een Kinderrechtenverdrag gegoten: ‘Kinderen hebben het recht hun mening te geven, dat volwassenen naar hen luisteren en dat ze ernstig worden genomen (Artikel 12).’ In de praktijk blijkt het echter niet zo evident om dit concreet vorm te geven.
Voor sommige medewerkers die zich reeds jarenlang voor kinderen hebben ingezet, kan de visie van wederkerige, intergenerationele geloofscommunicatie vreemd en zelfs wat bedreigend overkomen. Als zij de kinderen niet moeten ‘vullen’ met de juiste geloofsinhouden, wat moeten ze dan wel doen? Hoe kan men met deze medewerkers op weg gaan naar meer intergenerationaliteit?
Begin met oprechte waardering voor alle inzet van de voorbije jaren. Help deze catechisten en medewerkers dan ontdekken hoe mooi het kan zijn om ook ‘tochtgenoot’ te zijn van kinderen. Een meer ervaren tochtgenoot, dat zeker, maar tegelijk een medereiziger die openstaat voor en geniet van de unieke spiritualiteit van elk kind. De opdracht om ruimte te scheppen en een taal aan te reiken waarmee een kind zijn of haar unieke geloofsweg kan gaan, is geen mindere opdracht dan top-down catechese, wel integendeel.
Intergenerationeel denken is een goede gewoonte, die beetje bij beetje kan aangeleerd worden. Vanzelf zullen er dan ideeën opduiken om wat er al is ánders te doen, bijvoorbeeld in de eucharistieviering, de hartenklop van elke geloofsgemeenschap.
In de viering
Zo kan het een mooie gewoonte worden om bij de verwelkoming of bij de voorbede een welbepaalde generatie in de kijker te zetten.
Kinderen en tieners kunnen een rol krijgen bij de verwelkoming aan het portaal en helpen bij de offerande. Bij de liederen kan één strofe door kinderen en jongeren, één door volwassenen gezongen worden in een vrolijk ‘spel’. Hoe zou een viering trouwens klinken wanneer kinderen en tieners betrokken werden bij de keuze van de liederen en het maken van de muziek? De homilie kan ook eens vanuit het perspectief van kinderen, tieners of senioren gebracht worden.
In heel wat parochies wordt al sterk ingezet op dergelijke intergenerationele impulsen.
Daarnaast loont het de moeite om de focus te richten op wat generaties als vanzelf verbindt. We sommen een paar van deze verbindende elementen op.
Een warm welkom is een taal die iedereen begrijpt. Dit welkom omhelst mensen van alle generaties, mensen die wekelijks komen, die af en toe komen of slechts zelden, mensen die eens komen luisteren en mensen die mee willen opbouwen. Mensen zijn heel verschillend, levenscontexten zijn heel verschillend, maar hetzelfde vriendelijke welkom voor iedereen verbindt.
Al sinds het begin van de beschaving zitten jong en oud samen rond verhalen die kennis en wijsheid doorgeven. Of je nu 7 of 70 bent, iedereen houdt van een goed verhaal. De Bijbel bevat een schat aan verhalen, die alle deel uitmaken van het Grote Verhaal, het goede nieuws dat we al tweeduizend jaar verder vertellen. De verhalen met zorg vertellen, brengt generaties samen.
Samen zingen is een andere ‘verbinder’. Er zijn melodieën waar iedereen van houdt, er zijn liedjes waar iedereen van kan leren houden, er zijn instrumenten die iedereen kan ‘bespelen’. Voor een kleuter is het hoogtepunt van een viering misschien wel dat hij of zij het ritme mag aangeven met zelfgemaakte sambaballen. Hoogstwaarschijnlijk zal dat als volwassene niet meer het geval zijn, maar de herinnering aan zo’n kerk waar hij of zij deel van uitmaakte, zal wel gebleven zijn. Muziek is veeltaliger dan om het even welke tekst.
Elke mens ervaart de wereld via zijn zintuigen. Een viering die onze ogen, oren, neus, tastzin en smaak een ervaring van schoonheid geeft, gaat recht naar het hart. Een mooie liturgie laat jong en oud iets ervaren van het mysterie.
De taal van ‘stilte’ kent geen kleuter- of volwassenenniveau. In stilte verenigen alle cognitieve niveaus zich. In stilte verbinden alle visies zich. In stilte kan het Woord spreken.
Eenvoud is een andere ‘voor jong en oud’-factor. Er zijn kinderboeken waar iedereen van houdt. Ze zijn eenvoudig, maar nooit simpel. Ze zijn geschreven voor kinderen, maar nooit kinderachtig. Op dezelfde manier zijn er homilieën waar iedereen van houdt. Ze gaan voorbij aan de breedte van het cognitieve spectrum en kiezen voor de diepte van het hart. Daardoor kunnen ze aansluiting vinden bij elke leefwereld. Het cruciale idee in het christendom dat Jezus houdt van elke mens, is voor iedereen verstaanbaar, en klinkt voor elke mens op zijn of haar eigen manier telkens nieuw. Alle mensen, van klein tot groot, hebben het nodig dit telkens opnieuw te horen. Het kost een leven om hierover te denken, het te beleven, het in vraag te stellen, je erover te verwonderen, het te durven aanvaarden.
Ten slotte is het ook mooi om kansen te creëren zodat de generaties elkaar kunnen zegenen. Dit gebeurt reeds bij de vredeswens. Deze blijft echter vaak beperkt tot de mensen die naast, voor of achter je zitten. Op sommige plaatsen geeft de priester de zegen door aan de kinderen die deze zegen met veel vuur verspreiden doorheen het hele kerkgebouw. Jonge benen lopen nu eenmaal verder. En wellicht zijn er nog meer kansen te bedenken waarbij de generaties elkaar kunnen zegenen.
Een warm welkom, verhalen, zingen, eenvoud, zintuigelijke ervaring, stilte, een wederkerige zegen … het zijn de natuurlijke ingrediënten van een viering. We hoeven niets toe te voegen of te bedenken. We hoeven geen aparte werkgroepjes op te richten. We doen gewoon wat we altijd deden, en we doen het een beetje anders.
Nieuwe intergenerationele impulsen
Misschien groeit het verlangen naar nog meer en andere intergenerationele impulsen. Het is belangrijk om hier eerst een breed draagvlak voor te creëren. Wanneer een team dat enkel uit vijftigplussers bestaat, zich buigt over ‘intergenerationele initiatieven’ zullen er andere dingen uit de bus komen dan wanneer ook jongeren en jongvolwassenen in dit team zitten of wanneer kinderen naar hun kijk hierop gevraagd wordt. Een intergenerationele insteek begint al bij het praten over een intergenerationele insteek!
Er is heel wat mogelijk, en er gebeurt ook al veel: kerstmarkten met kunstwerkjes voor jong en oud, een solidariteitsontbijt voor hele families in de veertigdagentijd, pelgrimstochten voor gezinnen, Driekoningen met vormelingen en hun ouders, familiedagen, ouderavonden waarbij ook de vormelingen zelf welkom zijn … Niet alles hoeft uitgevonden te worden, heel wat intergenerationeel materiaal – zoals Family Time, de eerstecommunietocht, de vormseltocht, … – is reeds voorhanden.
Of misschien kan men langere tijd met een intergenerationeel groepje samen op weg gaan. Als een traject beperkt is in de tijd blijkt dit laagdrempeliger te zijn dan een traject van onbepaalde duur. Eén weekend of een paar avonden samenkomen met jong en oud is een engagement dat past bij het levensritme van gezinnen vandaag.
Deze trajecten kunnen ook toegroeien naar een sacrament in de familie: een huwelijk, een doopsel, een communie of vormsel. Zo kan het hele gezin en eventueel grootouders, meters, peters bij de voorbereiding op het sacrament betrokken worden.
De intergenerationaliteit voegt een dimensie toe aan de voorbereiding op het sacrament: het wordt duidelijk dat geloof iets voor het hele leven is en niet stopt bij een sacrament. Kinderen zien hoe gelovig zijn ook in het leven van hun ouders en grootouders een rol speelt. Tegelijk heeft de hele familie een ‘taal’ meegekregen om ook thuis of bij familiefeesten hier verder over in gesprek te gaan.
Sommige trajecten kunnen met één gezin gegaan worden, waarbij alle gezinsleden de rijkdom van een gemeenschappelijke geloofservaring ontdekken.
Bij andere trajecten kan men met een paar gezinnen op weg gaan. Dan draagt de intergenerationele geloofscommunicatie ook bij aan de verbinding tussen gezinnen. Men ontdekt dat geloven een gedeelde ervaring is, dat men samen thema’s rond geloof en leven kan verkennen en erin thuiskomen.
Het ene doen en het andere niet laten
Hierbij mogen we natuurlijk niet vergeten dat ook in intergenerationele trajecten de behoefte kan ontstaan om met generatiegenoten over iets te spreken of iets te beleven. Wanneer een gezin zich bijvoorbeeld samen voorbereidt op het doopsel van een nieuwe baby, kan in dit traject ruimte zijn voor een gesprek tussen de ouders alleen, of een werkvorm voor de kinderen alleen. Wanneer een samenwonend koppel met kinderen zich voorbereidt op een huwelijk, is het prachtig om zich samen met de kinderen hiervoor klaar te maken, maar zal zeker ook het één-op-één gesprek nodig zijn. De warmte van een intergenerationele kerk die rond haar vormelingen gaat staan, kan de speelse sfeer op een weekend met vormelingen niet vervangen.
Een doelgroepgerichte pastoraal en een intergenerationele pastoraal kun je – godzijdank – niet tegenover elkaar stellen als twee tegengestelde visies die elkaar uitsluiten.
Wie actief is in doelgroepenpastoraal, weet dat de grootste en belangrijkste doelgroep steeds het hele Godsvolk blijft. Wie zich inzet voor intergenerationaliteit, beseft dat een inclusieve pastoraal dankbaar de doelgroepgerichte pastoraal omhelst.
De Interdiocesane Dienst voor Gezinspastoraal (IDGP) wil, naast alle doelgroepgerichte projecten die zij reeds verzamelde of ontwikkelde, de komende jaren ook inzetten op een intergenerationele insteek. Met ‘Graag samen’ werkt IDGP aan een nieuw, intergenerationeel en toekomstgericht aanbod, dat een waaier aan zinvolle en vernieuwende initiatieven voor jong en oud samen bundelt. Onze nieuwe site Graagsamen.be zal de komende jaren verder uitgebouwd worden met een inhoudelijk aanbod, frisse ideeën en kant-en-klaar materiaal voor geloofsbeleving en -verdieping thuis of met andere gezinnen en generaties samen.
Bronnen
Holly Catterton Allen and Christine Lawton Ross, Intergenerational Christian Formation, Bringing the Whole Church Together in Ministry, Community and Worship, IVP Academic, 2012.
Jerome Berryman, Godly Play Basisboek. Een gids voor de spirituele ontwikkeling van kinderen, Uitgeverij Averbode/Erasme, 2018.
David M. Csinos and Ivy Beckwith, Children’s Ministry in the Way of Jesus, Praxis, 2013.
Annemie Dillen, Het gezin: à-Dieu?, Een contextuele benadering van gezinnen in ethisch, pedagogisch en pastoraaltheologisch perspectief, Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten, 2009.
Annemie Dillen en Stefan Gärtner, Praktische Theologie, Verkenningen aan de grens, Lannoo Campus, 2015.