Zomaar een dag
Een van mijn oudste herinneringen speelt zich af in een winkel. Ik ben een jaar of twee en kijk omhoog langs de broekspijp van mijn vader waaraan ik me vastklamp. Maar het gezicht van de meneer daarboven is niet dat van mijn papa! Alarm! Gelukkig komt mijn echte vader me snel redden.
Vele jaren later moet ik mijn vader opbellen op zijn werk. We hadden thuis geen telefoon en dus gebeurde het bellen bij de buren. ‘Met Hein Janssen’, zegt een stem aan de andere kant van de lijn. De stem klinkt vreemd en de intonatie is heel anders dan thuis. No way dat ik geloof dat dit echt mijn vader is! ‘Zeg maar tegen mijn vader dat…’ begin ik, ook als de rare stem beweert wel degelijk mijn vader te zijn. Ik geloof hem niet, wat hij ook zegt. Ze lachen er in de familie nog steeds om.
Vaders herken je aan hun been, aan hun stem. Soms vergis je je, maar meestal weet je je vader feilloos te vinden. Vaders laten zich vinden, als ze verstoppertje spelen met hun jonge kinderen, maar ook alle jaren daarna. Ze hebben er een diepgeworteld instinct voor om op te duiken als hun kinderen hen nodig hebben.
In zijn vaderlijke kant laat God zich ook op die manier vinden. In bekende en minder bekende Bijbelverhalen duikt hij op: als een vader die met zijn voeten laat spelen door zijn ‘verloren’ zoon, als iemand die op de grond schrijft als zijn kind een fout heeft gemaakt, als iemand die iedereen het beste gunt, ook de werkers van het elfde uur, als iemand die onze tranen droogt en ons wakker schudt als het nodig is.
Een fijne vaderdag aan alle vaders, en dus ook aan God.
Kolet