Het verhaal
Jakob was onderweg naar Laban, de broer van zijn moeder. Hij wilde graag zo snel mogelijk uit de buurt zijn van zijn broer Esau. Want die was heel boos op hem, omdat Jakob hem bedrogen had door de zegen van zijn vader voor de oudste in te pikken.
Het was al zo goed als donker toen Jakob stopte om de nacht door te brengen. Hij zag een grote steen om zijn hoofd op te leggen en sloeg zijn mantel om zich heen. Hij keek naar de sterren hoog in de lucht.
Ik zou liever thuis zijn, dacht Jakob. Nu ben ik hier helemaal alleen in een vreemd land. Maar hij besefte dat het zijn eigen schuld was. Hoe zou het verder met hem gaan? Zou hij voor altijd zo eenzaam blijven, zonder vrienden en zonder God? Of zou hij ooit weer ergens bij horen?
Op de duur viel hij toch in slaap en meteen droomde hij van een grote ladder, die tot in de hemel reikte. De engelen van God gingen omhoog en omlaag langs die ladder.
In zijn droom hoorde hij de stem van God: ‘Jakob, ik ben jouw God. Ik zal je zegenen en voor je zorgen, waar je ook gaat. Je zult een groot volk worden. Ik laat je nooit in de steek.’
Jakob schrok wakker en sprong recht. Wat was God heel dichtbij op deze plaats waar hij geslapen had! En wat was hij blij met wat hij gehoord had!
Hij zette de steen waarop zijn hoofd had gelegen rechtop en noemde de plek Betel, dat betekent ‘huis van God’.
Naar Genesis 28,10-22
Uit: Hosanna! Kinderbijbel met meer dan 150 verhalen (Kolet Janssen, ill. Roel Ottow, Van In, 2013) pag. 22 (aangevuld)
Denkvraag
Heb jij ooit gedroomd over God? Of over iets anders heel moois? Vertel erover.
Doe-tip
Gebed
Lieve God,
Soms dromen wij ervan
om dicht bij jou te zijn.
Stel je voor dat er een ladder zou zijn
waarop we naar jou toe zouden kunnen klimmen!
Gelukkig kennen we Jezus
en kunnen we altijd zijn verhalen horen.
Zo weten we heel goed wie jij bent!
Zo blijf jij altijd dicht bij ons.
Amen.
