Het verhaal
Op een dag ging Isaak met zijn vader op stap. Ze gingen naar de berg Moria, om er te bidden tot hun God en hem een offer te brengen. Sara had hun brood en water meegegeven voor onderweg. Ze was altijd erg bezorgd, maar vandaag leek het nog erger dan anders. Ze bleef hen staan nakijken en zwaaien, ook toen Abraham en Isaak al een heel eind verder waren. Isaak wilde dat ze naar binnen ging, hij vond het niet leuk als ze zo ongerust was. Hij was toch geen klein kind meer? En wat kon er gebeuren als hij bij zijn vader was?
Ze praatten urenlang, Isaak en Abraham. Over waar je op moest letten als je een goede plek voor de kudde zocht. Over hoe je de vrede bewaarde met je buren. Over de mensen in hun kamp. En over hun God. Abraham vertelde Isaak over die avond, toen hij besloot om weg te trekken uit het land waar hij vandaan kwam. Hoe hij hoorde dat God hem riep en hem beloofde dat hij een groot volk zou worden. Isaak begreep waarom zijn vader zo blij was met hem. Want met zijn zoon Isaak ging de belofte verder.
Zelf had Isaak God nog nooit horen roepen. Misschien kwam dat nog.
Na drie dagen kwamen ze aan de voet van de berg. Abraham liet de ezel bij de twee knechten achter en ging alleen met Isaak te voet verder. De jongen droeg het brandhout voor het offer, Abraham de spullen om vuur te maken en het grote mes.
Opeens schoot Isaak in de lach. ‘We zijn iets vergeten!’ riep hij uit. ‘We hebben wel vuur en hout, maar waar is ons offerdier?’
Papa zweeg even en keek hem niet aan. ‘Daar zal God wel voor zorgen’, zei hij zachtjes. Dat vond Isaak een vreemd antwoord. Maar zijn vader keek zo ernstig dat hij er verder niets van durfde te zeggen.
Boven op de berg bouwden ze met stenen een altaar. Ze legden het hout erop. Daarna omhelsde Abraham zijn zoon en zette hem bovenop het hout. Toen begreep Isaak het! Hij was het offer!
Rillend van angst bleef hij zitten. Waarom deed zijn vader zoiets? Isaak had wel eens gehoord dat er mensen waren, in een streek niet zo ver bij hen vandaan, die hun kinderen offerden aan hun God. ’s Avonds hadden de knechten er wel eens over verteld. Maar Isaak had nooit gedacht dat zijn vader zoiets zou doen!
Opeens hoorden ze gekraak in de takken van de struiken. Een ram zat met zijn horens vast en rukte om los te komen. Abraham liet het mes uit zijn handen vallen en sloeg zijn handen voor zijn ogen. ‘O God!’ zei hij. Hij greep de ram, duwde Isaak opzij en legde het dier in de plaats van zijn zoon op het altaar. Daarna doodde hij de ram en droeg hem als offer op aan hun God. Samen keken Abraham en Isaak hoe de rook omhoog steeg. Abraham sloeg zijn arm om Isaak heen. ‘Ik heb verkeerd gedacht over onze God’, zei hij. ‘Ik dacht dat hij mij alleen goedgezind kon zijn als ik jou voor hem zou doodmaken. Maar ik heb me vergist. Hij wil niet dat jij sterft, hij wil juist dat jij leeft. Door jou zal er zegen komen over alle mensen op aarde.’
Daarna liepen ze weer naar beneden en naar huis. Isaak had veel om over na te denken. Abraham ook. Hun God was een heel speciale God. Voor het eerst in zijn leven had Isaak gevoeld dat hij bij hen was. Onze God zal mij leiden, de rest van mijn leven, dacht Isaak.
Tegen zijn moeder vertelde hij niets van wat er gebeurd was. Hij wist niet of ze het zou kunnen begrijpen. Ze was in elk geval heel blij toen ze weer thuis kwamen. Misschien had zijn moeder een beetje geraden wat zijn vader van plan was. Isaak wist dat ze daar nogal goed in was, ook al was ze veel ouder dan de moeders van zijn vriendjes. Soms leek ze wel helderziend.
Sindsdien ging Isaak soms ’s avonds naar buiten, als de anderen al in hun tenten zaten. Dan praatte hij met God. Die luisterde altijd. Hij wilde niet dat Isaak voor hem stierf, hij wilde dat hij zou leven. Dat zou Isaak altijd onthouden.
Naar Genesis 22,1-18
Uit: Hosanna! Kinderbijbel met meer dan 150 verhalen (Kolet Janssen, ill. Roel Ottow, Van In, 2013) pag. 14-16.
Denkvraag
Ken jij mensen die ‘leven voor God’? Die zo leven dat je een beetje kunt zien hoe God is?
Doe-tip
Iemand uit je groep leeft zich in in de rol van Abraham. Hij of zij gaat op een stoel in het midden zitten. Iedereen mag vragen stellen. ‘Abraham’ beantwoordt ze zo goed mogelijk.
Doe daarna hetzelfde met iemand die ‘Isaak’ speelt.
Mogelijke vragen:
- Hoe voelde het om samen onderweg te zijn?
- @ Isaak: Wanneer begreep je wat je vader van plan was?
- @ Abraham: Waarom wilde je je zoon offeren?
- @ Abraham: Wanneer begreep je dat God dat niet van je vroeg?
- @ Isaak: Ben je boos op je vader?
- @ Isaak: Wat voor iemand is God, volgens jou?
- @ Abraham: Hoe voelde je je op de terugweg?
Gebed
Lieve God,
Help ons om jou steeds beter te leren kennen.
Om te weten dat jij geen slechte dingen van ons vraagt.
Om te vertrouwen dat jij altijd bij ons blijft.
Om ons de goede weg te wijzen in ons leven.
Amen.