Het verhaal
Ze spraken het niet uit, maar Samuël zag de vraag in hun ogen branden: ‘Heb je al een koning gevonden, Samuël? Iemand om ons aan te voeren in de strijd tegen onze vijanden?’ Samuël was nog steeds nijdig op hen. Hoe kon hij ooit een goede koning vinden? Hoe moest een koning er trouwens uit zien? Op God moest hij lijken, maar wat betekende dat? Hij moest sterk zijn en verstandig. Hij moest rechtvaardig zijn en zijn leven richten op God. Waar zou hij ooit zo iemand vinden?
Op de dag van het offerfeest, toen Samuël op weg was om het offer op de hoogte te zegenen voor de maaltijd, botste hij bij de stadspoort op een jongeman die hij niet kende. Hij had brede schouders en was zo lang dat hij met kop en schouders boven de andere mensen uitstak. ‘Kunt u mij zeggen waar de ziener Samuël woont?’ vroeg hij aan Samuël. Samuël stond stil en keek diep in zijn heldere ogen. Zou dit de man zijn die God als koning wilde voor het volk?
‘Ik ben Samuël’, antwoordde hij. ‘Kom met me mee naar de offerhoogte, daar ben ik juist naar op weg.’ Zo kon hij meteen de jongen wat beter leren kennen. Hij heette Saul en kwam uit de stam van Benjamin. Hij vertelde dat hij in opdracht van zijn vader op zoek was naar een stel verdwaalde ezelinnen, en dat hij Samuëls raad wilde vragen. Hij was niet bang en hij wist van aanpakken, dacht Samuël. En hij sloeg acht op de raad van een ziener. Dat waren goede tekens!
Op de offerhoogte gaf Samuël hem een groot stuk vlees, dat hij hongerig opat. Daarna nam hij hem mee naar huis en ging met hem op het dak zitten in de avondkoelte. Samuël vertelde hem hoe hij met God sprak bij de ark. Hij legde hem uit dat God meer belang hechtte aan een eerlijk hart dan aan geld of rijkdom. Saul luisterde en knikte.
De volgende ochtend liep Samuël een eind met hem mee op zijn weg naar huis. Toen ze ver genoeg van de stad verwijderd waren, deed hij Saul stilstaan. Hij goot een kruikje olie over zijn hoofd en gaf hem een kus. ‘Hierbij stelt God je aan als koning over zijn volk’, zei Samuël. Saul keek hem aan alsof hij het niet helemaal begreep. ‘Ik ben maar uit de kleine stam van Benjamin’, zei hij, ‘en nog niet eens uit een belangrijke familie.’ ‘God kiest anders dan mensen’, antwoordde Samuël hem. ‘Ga naar huis, vanaf nu ben je een ander mens. En maak je geen zorgen meer om je vaders ezelinnen, die zijn intussen terecht.’
Saul liep met grote passen verder. Lichtvoetig en snel, alsof hij een duidelijk doel voor ogen had. Hij leek nu al een ander mens dan gisteren.
Een tijdje later riep Samuël het volk op om samen te komen in Mispa. Hij sprak de mensen toe: ‘God, die jullie uit Egypte heeft geleid, is jullie koning. In zijn naam zal het lot een mensenkoning voor jullie aanduiden.’ Het lot viel op Saul, uit de stam van Benjamin. Maar Saul was nergens te vinden. Waar zat die jongen toch? Opeens zag Samuël een stuk van een been tussen de bagage uitsteken. Daar had hij zich verstopt! ‘Daar is hij!’ riep Samuël en hij trok hem tevoorschijn. Toen Saul tussen de mensen stond, viel het weer op hoe groot hij was. Je kon hem makkelijk overal bovenuit zien steken. ‘Dit is de koning die God over jullie aanstelt’, zei Samuël. Het volk juichte.
Toen Saul naar huis ging, was er een groep gewapende mannen die hem overal wilde volgen en als zijn leger wilde optreden. Andere mensen schudden hun hoofd toen ze Saul zagen. ‘Moet die ons uit de nood redden?’ hoorde Samuël hen tegen elkaar zeggen. Ze reden naar huis en boden hem geen geschenken aan.
Naar 1 Samuël 9 - 10
Uit: Hosanna! Kinderbijbel met meer dan 150 verhalen (Kolet Janssen, ill. Roel Ottow, Van In, 2013) pag. 61.
Denkvraag
Moet een leider (M/V) groot en knap zijn? Waarom of waarom niet?
Doe-tip
Maak een tekening van een goede leider (M/V). Schrijf bij elk onderdeel wat volgens jou belangrijk is. Bijvoorbeeld bij zijn hoofd: een helder hoofd, bij zijn hart: een eerlijk hart, enzovoort.
Gebed
Lieve God,
Sommige leiders denken altijd aan iedereen.
Ook aan de mensen die moeilijker meekunnen.
Zij vergeten niemand.
Ze denken niet alleen aan zichzelf.
Ze willen dat het beter wordt voor alle mensen.
Dankjewel voor die leiders, God.
Help ons om ook zo te zijn
als we verantwoordelijk zijn voor een groep.
Amen.