Het verhaal
Een paar maanden na het bezoek van de drie mannen was Sara echt zwanger. Je kunt niet geloven hoe blij ze was. Ze danste en zong alsof ze twintig jaar jonger was! Een kind, eindelijk kregen Abraham en zij toch nog een kind! De bevalling was zwaar, maar dat kon Sara niet schelen. Ze baarde een zoon en toonde hem lachend aan Abraham.
‘Kijk eens, wat een flinke zoon we op onze oude dag nog krijgen!’ zei ze. Abraham lachte met haar mee. Het leek zelfs of hun kleine zoontje ook lachte, zo gelukkig waren ze allemaal. ‘We noemen hem Isaak, dat betekent lachertje’, besloot Abraham.
Isaak werd de lieveling van iedereen in het kamp. Alle vrouwen vertroetelden hem. Alleen Hagar niet. Die vond het maar niks dat Sara nu ook een zoon had. Ze had veel liever gezien dat Ismaël de enige zoon was gebleven. Ismaël deed ook niet aardig tegen Isaak. Sara hield hem scherp in de gaten. Op een dag zag ze hoe hij lachte omdat Isaak achterover viel op zijn korte beentjes. Woedend stoof Sara naar Abraham. ‘Nu is de maat vol’, zei ze. ‘Ismaël kan onze Isaak niet uitstaan. Als we niet uitkijken, doet hij hem nog iets aan. Je moet hem wegsturen, samen met zijn moeder. Ik wil niet dat hij samen met Isaak jouw erfgenaam wordt.’
Abraham keek Sara ongelukkig aan. ‘Maar Ismaël is toch ook mijn zoon’, zei hij.
‘Dat kan me niet schelen’, zei Sara. ‘Isaak gaat voor. Ismaël moet weg.’
Daarom stuurde Abraham Hagar en Ismaël weg. Hij deed het tegen zijn zin, maar hij deed het omdat Sara het gevraagd had. Hij gaf hun brood en een zak water mee. ‘Nu moet God maar voor hen zorgen’, mompelde hij.
Wat zij in de woestijn meemaakten hoorde Abraham van knechten die haar later ontmoetten. Hagar en Ismaël verdwaalden in de woestijn en de waterzak raakte leeg. Hagar was teneinde raad toen ze zag hoe ziek en uitgeput haar zoon Ismaël was. Ze legde hem onder een struik en huilde. Opeens leek het alsof ze een stem hoorde, die zei: ‘Wees niet bang, Hagar, ik zorg ook voor jou en je zoon.’ Hagar dacht dat de stem van God kwam. Ze droogde haar ogen en zag in de verte een put. Snel haalde ze water en gaf haar zoon te drinken, en zo konden ze weer verder trekken. ‘Er is een God die ons ziet, die zich ons lot aantrekt’, vertelde Hagar aan de knechten. ‘En ik heb gezien dat hij voor ons zorgt!’
Sara herkende die woorden. Dat was wat Abraham ook altijd zei. ‘Op onze God kun je rekenen’, zei hij. Sara moest hem wel gelijk geven. Op God kon je vertrouwen, Abraham en zij en hun hele familie. God liet zelfs Hagar en Ismaël niet in de steek.
Naar Genesis 21,1-21 en 16,13
Uit: Hosanna! Kinderbijbel met meer dan 150 verhalen (Kolet Janssen, ill. Roel Ottow, Van In, 2013) pag. 13-14.
Denkvraag
Heb je ook al eens gedacht dat je ouders niet evenveel van jou houden als van een broer of zus, haflbroer of halfzus, stiefbroer of stiefzus? Wat kun je dan doen?
Doe-tip
Ken je het spel ‘stoelendans’ waarbij je in groep rondjes loopt en moet gaan zitten als de muziek stopt? Er is 1 stoel te weinig, dus wie geen stoel vindt, moet eruit. In de volgende ronde is er weer een stoel minder, enzovoort.
Je kunt het spel ook spelen door in een kring te gaan zitten en drinkbussen door te geven. Telkens eentje minder dan het aantal deelnemers. Wie heeft er geen drinkbnus vast als de muziek stopt? Die moet eruit. In elke ronde wordt er zo iemand uitgesloten. Zo moet Hagar zich ook gevoeld hebben… en dorst had ze ook!
Na afloop krijgt iedereen een drankje, ook de ‘Hagars’ die werden uitgesloten!
Gebed
Lieve God,
Het is zo gemakkelijk om mensen uit te stoten.
Om ze niet te laten meedoen.
Maar we weten heel goed hoeveel pijn zoiets kan doen.
Help ons om altijd te onthouden
dat iedereen erbij mag horen
en dat wij daarvoor kunnen zorgen.
Amen.