Het verhaal
Mozes en Aäron trokken naar de farao. ‘Jahwe onze God vraagt dat wij met ons hele volk drie dagen lang de woestijn intrekken om hem een offer te brengen’, zegden ze. ‘Geeft u daarvoor toestemming?’
De farao schoot in de lach. ‘Wie is die Jahwe en wat heb ik met hem te maken?’ riep hij uit. ‘Ik ken geen Jahwe en ik laat de joden niet gaan.’
En de farao gaf aan de opzichters bevel om nog strenger te zijn voor de joden en hen nog harder te laten werken. Vroeger kregen ze het stro dat ze nodig hadden voor de bakstenen kant en klaar geleverd, maar nu moesten ze dat zelf nog op de akkers gaan afmaaien. En toch moesten ze evenveel stenen leveren als voordien. De joden kregen het werk dus niet af en ze werden gestraft.
Ze zeiden tegen Mozes: ‘Je hebt ons helemaal niet geholpen! Je hebt het nog erger voor ons gemaakt! Waar blijft die hulp van God nu?’
Mozes vertelde dit aan Jahwe. ‘Morgen moet je naar de Nijl gaan, als de farao daar ook is’, zei God. ‘Dan moet je met je staf op het water slaan.’
De volgende ochtend ging Mozes met zijn staf naar de Nijl, toen de farao daar ook was. Mozes riep: ‘Onze God Jahwe zegt: als gij mijn volk niet laat gaan, zal het slecht gaan met u.’ En Mozes sloeg met zijn staf op het water van de Nijl, en het water van de Nijl veranderde in bloed. Alle vissen gingen dood en de Nijl stonk verschrikkelijk. Overal was er bloed; de Egyptenaren konden het water van de Nijl niet meer drinken.
Maar de farao gaf niet toe en liet het volk niet gaan.
Opnieuw ging Mozes naar de farao. ‘Onze God Jahwe vraagt: Laat mijn volk gaan. Als u dat niet doet, zal hij heel uw land doen krioelen van de kikkers.’
De farao wilde niet luisteren. En Mozes hief zijn staf over moerassen en rivieren, en overal kwamen kikkers tevoorschijn die heel Egypte overstroomden. Ze drongen de huizen binnen en het paleis van de farao. Ze zaten zelfs in zijn bed en in de ovens van de bakkers.
De farao smeekte Mozes om de kikkers te laten verdwijnen. Hij beloofde dat hij het volk zou laten gaan. Mozes bad tot God en de kikkers verdwenen, maar de farao kreeg spijt van zijn belofte en hij liet het volk niet gaan.
Toen zei God tot Mozes: ‘Sla met je staf in het stof op de grond. Heel het stof van Egypte zal veranderen in muggen!’ Mozes sloeg met zijn staf in het stof en overal vlogen zwermen muggen op en ze bedekten mensen en dieren. Iedereen werd gebeten en de mensen werden gek van de jeuk.
Maar de farao gaf niet toe en liet het volk niet gaan.
God zei tot Mozes: ‘Morgen zullen er zwermen steekvliegen komen die alle mensen zullen lastigvallen.’ Zo gebeurde het ook. Alleen in de huizen van de joden waren er geen steekvliegen. De farao beloofde dat hij het volk zou laten gaan, als Mozes de steekvliegen deed verdwijnen. Maar toen het eenmaal zo ver was, trok hij zijn belofte weer in.
Toen zei God tot Mozes: ‘Vraag nog maar eens aan de farao om mijn volk te laten gaan. Als hij niet toegeeft, zullen de dieren in Egypte ziek worden.’ Zo gebeurde het. Omdat de farao het volk niet wilde laten gaan, kregen alle dieren in Egypte veepest: de paarden en de ezels, de kamelen en de koeien, de schapen en de geiten. Alleen de dieren van de joden werden niet ziek.
Toch bleef de farao bij zijn standpunt en liet de joden niet vertrekken.
Toen zei God tot Mozes: ‘Gooi een handvol roet in de lucht.’ Mozes deed het. Het roet stoof uiteen over heel Egypte en zorgde ervoor dat alle mensen in Egypte pijnlijke zweren kregen. De zweren barstten open en etterden.
Maar nog altijd gaf de farao niet toe en het volk mocht niet gaan.
Toen zei God tot Mozes: ‘Ik zal het laten hagelen.’ En het hagelde zo hard, dat alle veldgewassen en zelfs de bomen vernietigd werden. De farao kreeg weer even spijt, maar zodra Mozes de hagel liet ophouden, wilde hij het volk niet meer laten gaan.
Toen zei God tot Mozes: ‘Ik stuur een sprinkhanenplaag naar Egypte.’ En God liet een sterke oostenwind waaien die een leger van sprinkhanen meevoerde. Waar de joden woonden, kwamen er geen sprinkhanen. De sprinkhanen vraten alles op wat nog niet door de hagel vernietigd was. In heel Egypte was geen groen sprietje meer te vinden. Toch bleef de farao hardnekkig en liet het volk niet gaan.
Toen zei God tot Mozes: ‘Hef uw hand naar de hemel, dan laat ik het donker worden over Egypte.’ En er viel een zware duisternis over Egypte, drie dagen lang. Niemand zag een hand voor zijn ogen. Alleen waar de joden woonden, bleef het licht. Mozes bleef maar bij de farao pleiten om zijn volk vrij te krijgen, maar de farao werd kwaad en riep: ‘Ik ben je gezeur beu! Kom me niet meer onder ogen, of ik laat je doden!’
Naar Exodus 5,1-10,29
Uit: Hosanna! Kinderbijbel met meer dan 150 verhalen (Kolet Janssen, ill. Roel Ottow, Van In, 2013) pag. 40-42.
Denkvraag
Van welke plaag hebben de mensen het meeste last, denk jij? Waarom?
Doe-tip
Zoek de 10 plagen zoals ze in de Bijbel staan. Verbind wat bij elkaar hoort.
1. |
Water verandert in ... |
op het veld en in de bomen. |
2. |
In alle huizen zijn er ... |
de Egyptenaren. |
3. |
Het stof van Egypte verandert in ... |
het hele land drie dagen lang. |
4. |
Zwermen steekvliegen teisteren ... |
bloed. |
5. |
Al het vee van de Egyptenaren ... |
krijgen zweren. |
6. |
Mensen en dieren ... |
eten alles op wat groen is. |
7. |
Zware hagel ... |
kikkers. |
8. |
Sprinkhanen ... |
gaat dood. |
9. |
Duisternis bedekt ... |
alle eerstgeborenen. |
10. |
Dood van ... |
muggen. |
Gebed
Lieve God,
wij denken niet dat jij zomaar slechte mensen gaat straffen
door ze een of andere plaag op hun dak te sturen.
Wij moeten zelf orde op zaken stellen.
Durven zeggen wat niet goed is,
mensen durven verdedigen als het nodig is,
doen wat we denken dat we moeten doen.
Help ons om jouw geest in ons hart te voelen
en te weten wat goed is.
Amen.