Het verhaal
Samuël schrok op uit zijn slaap. Iemand had ‘Samuël!’ geroepen. Het gonsde nog na in zijn oren. Dat moest zijn meester, priester Eli, zijn. Slaapdronken krabbelde Samuël overeind en liep naar de slaapplaats van Eli.
‘Hier ben ik, meester’, zei hij. ‘U hebt me toch geroepen?’
Eli keek hem met knipperende ogen aan. ‘Nee, ik heb je niet geroepen, Samuël. Je hebt vast gedroomd.’ Zijn stem klonk een beetje wrevelig. Hij vond het natuurlijk niet leuk om midden in de nacht uit zijn slaap te worden gehaald.
‘O’, zei Samuël. ‘Sorry.’ Hij geeuwde. De stem had heel echt geklonken. Hij schuifelde terug naar zijn slaapmatje bij de ark van God en ging liggen. De lamp van God verspreidde een zwak schijnsel. Opeens dacht Samuël aan zijn moeder. Vroeger, als hij ’s nachts niet kon slapen, zong ze vaak liedjes voor hem. Maar nu woonde hij al jaren bij Eli, in het heiligdom van Silo. Zijn moeder Hanna zag hij maar één keer per jaar, als ze samen met zijn vader het jaarlijks offer kwam brengen. Elk jaar nam ze voor hem een nieuwe jas mee, die ze speciaal voor hem had gemaakt.
Toen hij een kleuter was, hadden zijn ouders hem bij Eli gebracht. Dat hadden ze lang geleden beloofd. Zijn moeder wilde graag kinderen, maar jaar na jaar werd ze niet zwanger. Toen had ze God hier in Silo gesmeekt om een kind. En ze had beloofd om dat kind af te staan aan het heiligdom.
Samuël had het best naar zijn zin bij Eli. Hij kon al goed helpen, en dat was nodig ook, want Eli was al oud. Samuël zette elke ochtend de deuren open en hielp mee om alles goed schoon te houden.
Samuël dommelde weer in slaap. Weer hoorde hij die stem: ‘Samuël! Samuël!’ Meteen was hij klaar wakker. Nu weet ik het toch zeker, dacht hij. Eli heeft me geroepen. Hij heeft vast iets nodig. Als hij maar niet ziek is…
Hij haastte zich naar Eli en struikelde bijna over een mandje met offergaven.
‘Wat is er, meester Eli?’ vroeg hij. ‘Nu heeft u me toch geroepen?’
Eli zuchtte en keerde zijn hoofd moeizaam naar Samuël toe. ‘Nee, jongen, ik heb je niet geroepen. Maar misschien is het God die je roept. Als je nog eens die stem hoort, moet je antwoorden: Wat is er, God, ik luister.’
Samuël ging weer op zijn matje liggen. Hij staarde naar de ark, met daarin de tien geboden, die Mozes lang geleden van God had gekregen. ‘Samuël!’ hoorde hij weer. Hij sprong overeind.
‘Wat is er, God, ik luister!’ riep hij uit.
‘Samuël, jij hoort bij mij’, zei de stem. ‘Je bent mijn profeet. Jij moet mijn volk helpen.’
God sprak die nacht lang met Samuël. Zijn hele verdere leven dacht Samuël daar regelmatig aan terug. Ook toen hij al veel ouder was en een echte profeet was geworden. Iemand aan wie de mensen raad kwamen vragen. Iemand die aan de mensen vertelde wat God van hen verwachtte.
Zo leerde Samuël van de mensen te houden.
Naar 1 Samuël 3
Uit: Hosanna! Kinderbijbel met meer dan 150 verhalen (Kolet Janssen, ill. Roel Ottow, Van In, 2013) pag. 59.
Denkvraag
Wie kan er heel goed (naar jou) luisteren? Waarom?
Doe-tip
Hoe moeilijk is het om echt naar iemand te luisteren? Doe de test!
Ga per twee zitten. Om de beurt vertelt iemand iets wat hij of zij heeft meegemaakt en waar hij of zij een sterk gevoel (blij of bang of…) bij had. De ander luistert.
Als ze allebei verteld hebben, beantwoorden ze de vragen:
- Wat was er gebeurd?
- Hoe voelde de verteller zich?
- Waarom?
- Hoe liep het af?
Zijn je antwoorden juist? Of was je er in gedachten niet helemaal bij?
Gebed
Lieve God,
Jij luistert altijd naar ons.
Zelfs als we niets zeggen.
Als we er alleen maar zijn.
Jij kent ons door en door.
We mogen bij Jou komen
met alles wat er leeft in ons hart.
Jouw warme armen zijn altijd om ons heen.
Amen.