Het verhaal
Telkens als Jezus ergens langskwam, stroomden de mensen toe. Ook in het dorp waar hij nu was. Iedereen had al over Jezus horen vertellen en wilde hem nu wel eens zelf horen!
Nog voordat Jezus begon te praten, stapte een man naar voor. Hij was nog tamelijk jong. Je kon zien dat hij een geleerde was, iemand die de Bijbel van voor naar achter en van achter naar voor kende. ‘Meneer,’ sprak hij tot Jezus, ‘wat moet ik doen om eeuwig te leven?’
Jezus keek hem vriendelijk aan. ‘Wat staat daarover in de Bijbel?’ kaatste hij terug. De mensen om hem heen glimlachten.
De jonge man die zo goed de Bijbel kende, keek Jezus recht aan. ‘Er staat: Je moet van God houden met heel je hart, met je verstand en met alles wat je kunt. En precies zo moet je houden van je naaste’, antwoordde hij.
Jezus knikte: ‘Dat klopt! Als je dat doet, zul je eeuwig leven.’
Maar de jonge man gaf niet op. ‘Mijn naaste!’ riep hij uit en hij stak zijn armen in de lucht. ‘Hoe kan ik weten wie mijn naaste is?’
Toen begon Jezus te vertellen:
‘Er was eens een man die in zijn eentje de reis maakte van Jeruzalem naar Jericho. Onderweg werd hij overvallen door struikrovers. Ze sloegen hem neer, pakten zijn spullen af en lieten hem halfdood liggen. De man lag bewusteloos en bloedend op de weg. Een poosje later kwam er een priester voorbij. Die zag de gewonde man wel, maar hij had geen zin om zich met hem te bemoeien. Het is niet mijn schuld dat hij hier ligt, dacht hij, en hij liep in een boogje om hem heen. Weer een tijdje later kwam er een leviet, een ijverige tempelbediende, langs. Ook hij zag de man liggen en hoorde hem kreunen, maar hij had geen zin om bloed op zijn kleren te krijgen en vond dat hij er niets mee te maken had. Dus liep hij ook in een boog om hem heen. Weer een poosje later kwam er een man uit Samaria voorbij, uit dat volk waar de joden zo op neerkijken omdat ze hen geen goede gelovigen vinden. De Samaritaan bleef staan toen hij de man zag liggen en hij kreeg medelijden. Ik kan hem hier niet zo laten liggen, dacht hij. Anders bloedt hij nog dood. Ik moet hem helpen! Hij liep naar hem toe en ontsmette zijn wonden zo goed als hij kon. Daarna tilde hij de gewonde man op en legde hem op zijn muilezel, en zo nam hij hem mee naar een herberg waar hij overnachtte. Hij zorgde zo goed mogelijk voor de man en betaalde de herbergier om hem verder te verzorgen zodat hij helemaal kon herstellen. Toen pas reisde hij verder.’
Jezus keek de jonge Bijbelgeleerde aan en vroeg: ‘Wie denk je dat de naaste was van de man die door de rovers werd mishandeld?’
Hij antwoordde: ‘Dat is niet moeilijk: de man die zijn hart heeft laten spreken, de Samaritaan die hem geholpen heeft!’
‘Je hebt gelijk,’ zei Jezus.
‘Je ziet dat het niet moeilijk is om te weten wie je naaste is. Je hoeft niet meer te doen dan je hart te laten spreken. Probeer het maar!’
Naar Lucas 10,25-37
Uit: Hosanna! Kinderbijbel met meer dan 150 verhalen (Kolet Janssen, ill. Roel Ottow, Van In, 2013) pag. 194-195.
Denkvraag
Wie laat voor jou zijn of haar hart spreken? Voor wie laat jij (soms) je hart spreken?
Doe-tip
Schrijf op (of teken) wat de gewonde man zal zeggen tegen de man die hem heeft geholpen.
Gebed
Lieve God,
Mensen kunnen heel goed zijn voor elkaar.
vooral als ze willen lijken op jou.
Als veel mensen zo leven,
wordt de wereld mooier en mooier.
Samen met jou willen wij daaraan meedoen.
Help ons om ons hart te laten spreken
voor de mensen om ons heen.
Amen.