Het verhaal
Zeven leerlingen van Jezus waren bij het meer van Tiberias. Het was nog steeds vreemd dat Jezus niet meer bij hen was. Ze huurden een boot en gingen vissen. Misschien zou dat rust brengen in hun hoofden. En in elk geval hadden ze dan wat te eten. En als er nog iets overbleef, konden ze het verkopen. Ze moesten toch ergens van leven, ook al wisten ze niet goed wat ze de rest van hun leven gingen doen.
De hele nacht voeren ze rond. Telkens lieten ze hun netten in het water zakken. Maar ze vingen niets. Wat een pech! Toen het alweer licht begon te worden, zagen ze een man op de oever staan. Hij riep hen toe: ‘Hebben jullie soms iets te eten?’ ‘Nee!’ antwoordden ze. ‘Gooi het net aan stuurboord uit,’ zei de man, ‘dan lukt het wel.’ ‘Weer zo’n betweter’, mompelde Petrus, maar hij probeerde het toch nog maar eens. En binnen de kortste keren zat het net boordevol vissen!
Johannes, één van de leerlingen, zei opeens: ‘Het is Jezus!’
Petrus keek verbluft op. Toen stroopte hij zijn kleren op en bond ze vast rond zijn middel. Met blote benen sprong hij in het water. Hij waadde naar de oever vlakbij. Hij kon niet wachten, hij wilde zo snel mogelijk bij Jezus zijn. De anderen kwamen achter hem aan met de boot en het net vol vissen.
Jezus had een vuurtje gemaakt en was bezig daarop wat vis te roosteren. Hij had ook brood. ‘Breng nog wat van jullie vis’, zei hij. Ze trokken het net aan land en gingen bij Jezus zitten. Even was het net als vroeger, toen ze samen rondtrokken en ’s avonds rond een vuurtje zaten. Maar toch was er iets veranderd. Ze wisten niet goed wat ze moesten zeggen. Ze begrepen niet goed wat er gebeurde. Niemand durfde te vragen of hij het echt was.
‘Kom, eet iets’, zei Jezus. Hij nam het brood en gaf het hun, en hij gaf hen ook van de vis. Ze aten samen. Daarna zei Jezus tot Petrus: ‘Zul je niet vergeten aan alle mensen te vertellen over mijn Vader? Zul je zorgen voor alle mensen en van hen houden zoals ik?’ ‘Je weet dat ik van je houd en dat ik alles voor je zal doen!’ zei Petrus meteen. Ook de anderen beloofden het.
Toen was Jezus weer weg. ‘Begrijp jij het?’ vroeg Petrus aan Johannes. Die haalde zijn schouders op. ‘Hij leeft, maar anders dan vroeger’, antwoordde Johannes. Ja, het was anders met Jezus dan vroeger, dacht Petrus. Hij was gestorven op het kruis, maar de dood kreeg niet het laatste woord. Zo kon het niet aflopen met Jezus, dat had hij eigenlijk al die tijd al geweten! God had ervoor gezorgd dat het leven van Jezus niet bij de dood was geëindigd. Jezus was zo goed. Zijn keuze was zo trouw. Die liefde hield stand over de dood heen. Samen zouden ze dat leven van Jezus verder zetten.
Naar Johannes 21,1-19
Uit: Hosanna! Kinderbijbel met meer dan 150 verhalen (Kolet Janssen, ill. Roel Ottow, Van In, 2013) pag. 215-218.
Denkvraag
Wat zou jij aan Jezus zeggen of vragen als je samen met hem rond een kampvuur zou zitten?
Doe-tip
Neem een blauw blad papier of schilder een blad blauw. Knip witte visjes uit en schrijf op elk visje hoe wij van mensen kunnen houden zoals Jezus. Plak de visjes op het blauwe blad.
Gebed
Lieve Jezus,
Jouw vrienden misten jou heel erg na je dood.
Toch voelden ze ook dat jij nog bij hen was.
Daarom vertelden ze iedereen over jou.
Dat ging altijd maar door, tot ook wij hoorden over jou.
Wij willen ook jouw vrienden zijn
en leven zoals jij.
Help ons daarbij.
Amen.