Bij melaatse mensen blijf je beter uit de buurt, dachten ze vroeger. Maar dat is niets voor Jezus.
Het verhaal
Er liep vaak een melaatse man bij de stadsmuur. Hij mocht de stad niet in. Iedereen was bang voor hem, bang om zijn ziekte te krijgen. Niemand sprak met hem. Ze liepen allemaal met een boog om hem heen. Ze keken naar zijn vlekkerige huid en zijn kapotte vingers. Onrein, noemden ze hem en daarom bleven ze uit zijn buurt. De mensen zegden dat zijn ziekte een straf van God was. Maar de melaatse man zou niet weten wat hij verkeerd had gedaan. Hij was toch niet slechter dan andere mensen?
Hij hield zich schuil op een veldje buiten de stadsmuren. Soms kwam hij naar een boomstronk vlak bij de stadsmuur. In een holletje in die boomstronk legde zijn zus vaak wat eten voor hem klaar. Op een dag hoorde hij daar twee mannen met elkaar praten. ‘Ga jij morgen kijken naar die Jezus?’ vroeg de ene man. ‘Natuurlijk!’ antwoordde de andere. ‘Ik wil wel eens zien of het klopt wat ze allemaal over hem zeggen. Misschien geneest hij hier ook wel iemand.’
De volgende dag kwam de melaatse terug. Hij stopte niet bij de stadsmuur, maar hij ging binnen door de poort en liep midden door de stad, tot op het marktplein. Het mocht niet, maar hij deed het toch. Hij wilde Jezus zien. De melaatse zag een man die rustig stond te praten, terwijl de anderen naar hem luisterden. Dat moest Jezus zijn! Voordat iemand hem kon tegenhouden, liep de melaatse naar Jezus toe. De mensen om hem heen deinsden verschrikt achteruit toen ze zijn zieke huid zagen. Jezus niet. Die bleef gewoon staan en keek hem aan.
Jezus zag de man helemaal, niet alleen zijn huid.
De melaatse maakte een diepe buiging voor Jezus. Hij vroeg: ‘Meneer, alsjeblief, help mij.’ Daarna bleef hij onbeweeglijk staan en wachtte af.
Jezus stak zijn hand uit naar de melaatse man. Een vrouw achter Jezus sloeg geschrokken een hand voor haar mond. Ging Jezus die onreine man aanraken? Wat vies! Het was verboden om een melaatse aan te raken, het mocht niet. Maar Jezus deed het toch. Hij legde zijn hand op de wang van de melaatse man. De man kreeg tranen in de ogen. Hij was bijna vergeten hoe goed het voelde om aangeraakt te worden. Hij werd blij. Heel zijn huid tintelde ervan.
‘Word weer rein’, zei Jezus tegen de man. Meteen was zijn huid genezen. Hij was zo blij dat hij niets meer kon zeggen. ‘Ga naar de priester om te laten zien dat je genezen bent’, zei Jezus. ‘Dan hoor je er weer helemaal bij. Maar je moet het niet verder vertellen.’ Hij knikte naar de man. Hij wist hoe eenzaam hij was en daarom had hij hem geholpen.
De man ging naar de priester. De mensen dromden om hem heen, nu hij genezen was. Later op de dag ging hij nog één keer naar het veldje buiten de stadsmuren. Hij zong een lied zo hard als hij kon. Een lied om God te danken. Zo blij was hij dat hij weer gezond was. Eén ding wist hij zeker: Jezus kwam echt van God.
Naar Mc 1,40-45
Uit: Hosanna! Kinderbijbel met meer dan 150 verhalen (Kolet Janssen, ill. Roel Ottow, Van In, 2013) pag. 156-157.
Denkvraag
Is het soms moeilijk om iemand ‘helemaal’ te zien? (En niet alleen zijn andere uiterlijk of zijn verlegenheid of…?)
Hoe doe je dat?
Doe-tip
De Damiaanactie (genoemd naar pater Damiaan) doet veel voor mensen met lepra (melaatsheid).
Zoek eens op wat ze nog meer doen. Hoe kun jij hen helpen? www.damiaanactie.be
Gebed
Lieve Jezus,
Als jij iemand ontmoette,
zag je hem of haar helemaal.
Niet alleen zijn gebreken, ziektes of fouten.
Je zag wat voor een mooie mens hij of zij was.
En je gaf hun de kans om helemaal zichzelf te zijn.
Kijk ook zo naar ons,
en help ons om goede en stevige mensen te zijn.
Amen.