Het verhaal
Op een dag stuurde Jezus zijn vrienden alvast vooruit in de boot, om naar de overkant van het meer te varen. Jezus zelf bleef nog wat langer, om te gaan bidden op de berg. Daarvoor was hij het liefst alleen.
De boot van de vrienden was al halverwege het meer. Het werd nacht en er stak een storm op, die hun boot gevaarlijk heen en weer deed slingeren. Er spoelde veel water naar binnen. Ze moesten hard werken om stand te houden in de storm.
Tegen de morgen zag Andreas iemand over het water naar hen toe lopen. Hij wist niet wat hij zag.
‘Kijk daar!’ wees hij. ‘Is dat Jezus?’
De anderen schreeuwden het uit. Ze waren bang.
‘Het is een geest!’ gilde Mattias. Ze waren helemaal in paniek.
Maar Jezus riep hen toe: ‘Niet bang zijn, vrienden! Ik ben het, ik kom naar jullie!’
Petrus tuurde naar de figuur op het water. Hij kon zijn ogen niet geloven.
‘Jezus, als jij het bent, laat mij dan ook over het water naar jou toe lopen!’ riep hij.
Jezus spreidde zijn armen open. ‘Kom maar!’ zei hij.
Zonder verder na te denken, stapte Petrus uit de boot op het water. Hij liep naar Jezus toe. Maar toen voelde hij hoe hard de wind waaide en hoe hoog de golven waren. Hij besefte opeens wat hij aan het doen was en de schrik sloeg hem om het hart. Zo meteen zou hij verdrinken! Meteen begon hij weg te zakken in de golven en hij schreeuwde: ‘Jezus, red mij!’
Jezus strekte zijn hand uit en greep Petrus vast. ‘Petrus toch, waarom heb je getwijfeld? Is je vertrouwen niet groter?’
Jezus en Petrus stapten allebei in de boot. Petrus beefde op zijn benen. De wind ging liggen.
De vrienden keken met grote ogen naar Jezus.
Johannes zei wat ze allemaal dachten: ‘Jij bent echt de zoon van God!’
Naar Matteüs 14,22-33
Tekst Kolet Janssen, ill. Roel Ottow
Denkvraag
Waarbij zou jij de hulp van Jezus kunnen gebruiken?
Doe-tip
Laat paperclips of punaises drijven op het water.
Hier zie je hoe dat kan.